Franjo Kardinaal Seper - 29 december 1975
De mensen van onze tijd zijn er dagelijks meer van overtuigd, dat de waardigheid en roeping van de menselijke persoon eisen, dat zij, geleid door het licht van de rede, de vermogens en waarden die eigen zijn aan hun natuur ontdekken, onafgebroken ontwikkelen en in hun levensgedrag omzetten met de bedoeling dagelijks meer vooruit te kunnen gaan.
Maar in het beoordelen van een morele zaak kan de mens volstrekt niet naar eigen goeddunken verder gaan: "In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf niet stelt, maar waaraan hij moet gehoorzamen... Want de mens heeft de door God geschreven wet in zijn hart; daaraan te gehoorzamen, is zijn waardigheid, en volgens deze zal hijzelf worden geoordeeld." Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 16
Bovendien heeft God ons Christenen zijn heilsbesluit door zijn openbaring bekendgemaakt en Christus, de Verlosser en Heiligmaker, in zijn leer en voorbeelden als hoogste en onveranderlijke levensnorm gesteld, die gezegd heeft: "Ik ben het licht der wereld. Wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht des levens bezitten" (Joh. 8, 12).
De waardigheid van de mens kan niet echt worden bevorderd, als de wezenlijke ordening van zijn natuur niet in acht wordt genomen. Men moet toegeven, dat veel omstandigheden en behoeften van het menselijk leven in de loop van de cultuurgeschiedenis zijn veranderd en ook in de toekomst zullen veranderen; maar elke ontwikkeling van de zeden en elke levenswijze moet binnen bepaalde grenzen worden gehouden die de onveranderlijke beginselen stellen welke steunen op de bepalende elementen en wezenlijke verhoudingen van iedere menselijke persoon; welke elementen en verhoudingen de historische toevalligheden overstijgen.
Deze grondbeginselen, welke de menselijke rede kan kennen, liggen besloten in "de goddelijke, eeuwige, objectieve en universele wet, waardoor God, volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele wereld en de gang van de menselijke samenleving ordent, leidt en beheerst. God maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter kan leren kennen." 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 3. Deze goddelijke wet is overigens voor ons verstand toegankelijk.