Paus Franciscus - 13 december 2020
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
Een uitnodiging tot vreugde is kenmerkend voor de Advent: de verwachting van de geboorte van Jezus, een verwachting die wij met vreugde beleven, een beetje zoals wij het bezoek verwachten van iemand die wij heel graag zien, bijvoorbeeld een vriend die we sinds geruime tijd niet meer zagen, een verwante … Een blijde verwachting. En deze dimensie van de vreugde duikt vooral vandaag op, de derde zondag, die begint met de oproep van de heilige Paulus: “Verheug u in de Heer te allen tijde” (intredevers/introïtus (Fil. 4, 4.5)). “Verheug u!”. Christelijke vreugde. En wat is de reden van deze vreugde? “De Heer is nabij” (Fil. 4, 5). Hoe dichter de Heer bij ons is, des te meer zijn wij in vreugde. Hoe verder Hij is, des temeer zijn wij bedroefd. Dat is voor christenen een regel. Op een dag zei een filosoof ongeveer dit: “ik begrijp niet dat men vandaag kan geloven, want degenen die zeggen te geloven hebben een gezicht als een lijkbidder. Zij getuigen niet van de vreugde van de verrijzenis van Jezus Christus”. Zoveel christenen met zo een gezicht, ja, een gezicht als een lijkbidder, een droevig gezicht … Maar Christus is verrezen! Christus bemint u! En je bent niet blij? Denken we daar een ogenblik aan en zeggen we tegen onszelf: ben ik gelukkig omdat de Heer dicht bij mij is, omdat de Heer mij bemint, omdat de Heer mij vrijgekocht heeft?
Het Evangelie volgens Johannes geeft ons vandaag de Bijbelse figuur – met uitzondering van Maria en Jozef – die de Messias het eerst en het meest verwacht heeft en ook de vreugde had Hem te zien komen: wij hebben het natuurlijk over Johannes de Doper. Vgl. Joh. 1, 6-8.19-28
De evangelist presenteert hem op een plechtige manier : “Er trad een mens op, een gezondene van God (....) om te getuigen van het Licht” (Joh. 1, 6-7). De Doper is de eerste getuige van Jezus, door het woord en de gave van zijn leven. Alle Evangelies zijn het eens om te laten zien dat hij zijn zending vervuld heeft door Jezus aan te wijzen als de Christus, de Gezondene van God, beloofd door de profeten. Johannes was in zijn tijd een leidersfiguur. Zijn faam was in heel Judea en verder, tot in Galilea verspreid. Maar hij bezweek zelfs geen ogenblik voor de verleiding de aandacht op zichzelf te trekken: hij verwees altijd naar Degene die ging komen. Hij zei: “ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken” (Joh. 1, 27). Hij verwees altijd naar de Heer. Zoals de Maagd Maria: Zij verwijst altijd naar de Heer, altijd: “doet maar wat Hij u zeggen zal”. Altijd de Heer in het centrum. De heiligen verwijzen op hun beurt naar de Heer. En wie niet naar de Heer verwijst, is niet heilig! Dat is de eerste voorwaarde voor christelijke vreugde: zichzelf niet in het centrum plaatsen, Jezus in het centrum plaatsen. Dat is geen vervreemding want Jezus is daadwerkelijk het centrum, Hij is het Licht dat alle betekenis geeft aan het leven van elke man en vrouw die in deze wereld komt. Dat is de dynamiek van de liefde, die me ertoe aanspoort uit mijzelf te treden, niet om mijzelf te verliezen, maar om mij terug te vinden terwijl ik mij geef, door het goede na te streven voor de ander.
Johannes de Doper is een lange weg gegaan om van Jezus te getuigen. De weg van de vreugde is geen wandeling. Er moet gewerkt worden om vreugde te kennen. Johannes heeft alles achtergelaten, van jongs af aan, om God op de eerste plaats te zetten, om naar Zijn Woord te luisteren, met heel zijn hart en al zijn krachten. Johannes heeft zich teruggetrokken in de woestijn, hij heeft zich ontdaan van al wat overbodig is, om vrijer de wind van de Heilige Geest te volgen. Zeker, sommige trekken van zijn persoonlijkheid zijn uniek, onnavolgbaar, onmogelijk om aan iedereen aan te bieden. Maar zijn getuigenis is voorbeeldig voor eender wie de zin van zijn leven wil zoeken en ware vreugde vinden. De Doper is vooral een model voor wie in de Kerk geroepen zijn om Christus aan de anderen te verkondigen: zij kunnen dat niet doen zonder onthechting aan zichzelf en aan de geest van de wereld, niet door mensen tot zich te trekken maar door hen naar Jezus te verwijzen.
Dat is vreugde: naar Jezus verwijzen. En vreugde moet het kenmerk van ons geloof zijn. Innerlijke vreugde, ook in donkere momenten, door te weten dat de Heer met mij is, dat de Heer met ons is, dat de Heer verrezen is. De Heer! De Heer! De Heer! Hij is het centrum van ons leven, het centrum van onze vreugde. Bedenken wij vandaag: hoe gedraag ik mij? Ben ik een blij iemand die de vreugde van het christen zijn kan doorgeven, of ben ik zoals die triestige mensen die – zoals ik al zei – een gezicht van een lijkbidder hebben? Als ik de vreugde van het geloof niet heb, zal ik niet kunnen getuigen en zullen de anderen zeggen: als het geloof zo triestig is, is het beter er geen te hebben.
Terwijl wij nu het Angelus bidden, zien wij dat allemaal ten volle verwezenlijkt in de Maagd Maria : Zij heeft in stilte gewacht op het Woord van Gods heil; Zij heeft ernaar geluisterd, Zij heeft het aanvaard, Zij heeft het ontvangen. In Haar is God nabij gekomen. Daarom noemt de Kerk Maria : “Oorzaak van onze blijdschap”.