11 november 1215
Waarlijk is er een algemene Kerk van gelovigen, waarbuiten geen enkele gered kan worden, waarin de priester zelf tevens (idem) het offer is: Jezus Christus, wiens Lichaam en Bloed in het sacrament van het altaar, onder de gedaanten van brood en wijn waarachtig tegenwoordig zijn, als door goddelijke kracht het brood in het Lichaam en de wijn in het Bloed wezenlijk veranderd is (transsubstantiatis): zodat wij zelf tot voltooiing van het geheim van de eenheid van Het Zijne (de suo) ontvangen, wat Hijzelf van het onze (de nostro) heeft ontvangen.
Dit sacrament kan door niemand anders voltrokken worden, tenzij een priester, die geldig gewijd is, volgens de sleutelmacht van de Kerk die Jezus Christus heeft verleend aan de Apostelen en hun opvolgers.
Waarlijk het sacrament van de doop (dat onder aanroeping van God en de ondeelbare Drievuldigheid, te weten, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest in het water wordt geheiligd) biedt zowel kinderen als volwassenen- door wie het ook geldig toegediend wordt in de vorm van de Kerk (forma Ecclesiae), zicht op het heil.
En als iemand na het ontvangen van het doopsel in zonde vervallen is, zo kan hij altijd door ware boete hersteld worden. Niet alleen maagden en celibatairen, maar ook gehuwden verdienen het om tot de eeuwige zaligheid te komen, als zij door oprecht geloof (rectam fidem) en goede werken (operationem bonam) aan God behagen.