DE ABORTU PROCURATO - DECLARATIOVerklaring over Abortus provocatus
(Soort document: Congregatie voor de Geloofsleer)
Franjo Kardinaal Seper -
18 november 1974
De goddelijke wet en de natuurlijke rede sluiten dus elk recht uit direct een onschuldige mens te doden. Echter, als de redenen die gegeven worden om abortus te rechtvaardigen, altijd duidelijk verkeerd en waardeloos waren, zou het probleem niet zo dramatisch zijn: de ernst ervan komt voort uit het feit dat in bepaalde gevallen, misschien vrij talrijk, men door het weigeren van abortus inbreuk zou maken op belangrijke waarden, waarvan het normaal is dat men eraan vasthoudt en die soms zelfs de schijn van prioriteit kunnen hebben. Wij miskennen deze zeer grote moeilijkheden niet: het kan een ernstige kwestie van gezondheid zijn, soms op leven of dood, voor de moeder; het kan de belasting zijn die nog-een-kind-erbij betekent, vooral als er goede redenen zijn om te vrezen dat het abnormaal zal zijn of achterlijk blijven; het kan zijn de last die in verschillende milieus overwegen van eer en schande, van declassering enzovoort met zich brengen. Wij verklaren alleen dat nooit een van deze redenen objectief gezien het recht kan geven te beschikken over het leven van een ander, ook niet over een beginnend leven. En als het gaat over een ongelukkige toekomst van het kind, kan niemand, zelfs niet de vader of de moeder, zich in zijn plaats schuiven, ook al is het nog in embryonale staat, om namens hem de dood te prefereren boven het leven. Hijzelf zal, in zijn volwassen leeftijd, nooit het recht hebben zelfmoord te kiezen; zolang hij niet op een leeftijd is om over zichzelf te beslissen, kunnen zijn ouders evenmin voor hem de dood kiezen. Het leven is een te fundamenteel goed dan dat men het op deze wijze afweegt tegen ongemak, zelfs al is dit zeer ernstig van aard.
Staatssecretaris Kardinaal Villot schreef l0 oktober 1973 aan Kardinaal Döpfner inzake de bescherming van het menselijk leven: ‘(De Kerk) kan echter ter opheffing van zulke noodsituaties geen anti-conceptionele middelen en zeker niet de abortus als zedelijk geoorloofd erkennen’ (Oss. Rom., Duitse editie 26-10-1973, p. 3)
Voor zover de beweging tot emancipatie van de vrouw essentieel op het oog heeft haar te bevrijden van alles wat een onbillijke discriminatie inhoudt, is deze volkomen gefundeerd.
Encycliek Pacem in terris, AAS 55 (1963), 267 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 29 Paulus VI, toespraak Salutiamo, AAS 64 (1972), 779 Er is, in de verschillende cultuurvormen, op dit punt veel te doen; maar men kan de natuur niet veranderen, noch de vrouw onttrekken, evenmin als de man, aan datgene wat de natuur van hen vraagt. Overigens, alle openbaar erkende vrijheid heeft altijd als grenzen bepaalde rechten van de ander.
Dit moet in even grote mate gezegd worden over het opeisen van seksuele vrijheid. Als men onder deze uitdrukking verstaat het langzamerhand verworven meesterschap van de rede en de waarachtige liefde over de impulsen van het instinct, zonder afkeurende waardering van het plezier, maar dit op zijn juiste plaats houdend — en in dit domein ligt de enige authentieke vrijheid —, dan zou daar niets tegen in te brengen zijn; die vrijheid zal immers altijd rekening houden met rechtvaardigheid. Maar als daarentegen bedoeld wordt dat man en vrouw ‘vrij’ zijn om tot verzadiging toe seksueel genot na te streven, zonder rekening te houden met enige wet of met de wezenlijke gerichtheid van het seksuele leven op zijn vruchtbaarheidsgevolgen, dan heeft deze gedachte niets christelijks;
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48.50. ‘Van nature zijn de instelling die het huwelijk is en de echtelijke liefde geordend tot voortplanting en opvoeding van een nageslacht, en zij worden daardoor bekroond’. en ‘Het huwelijk en de echtelijke liefde zijn van nature geordend tot het voortbrengen en opvoeden van een nageslacht’ zij is zelfs de mens onwaardig. Hoe dan ook, zij is op geen enkele wijze grondslag voor enig recht te kunnen vervoegen over het leven van een ander, al ware het embryonaal, en dit te onderdrukken, onder voorwendsel dat dit leven hinderlijk is.
De vorderingen van de wetenschap openen voor de techniek, en zullen dit meer en meer gaan doen, geraffineerde mogelijkheden van tussenkomst, waarvan de gevolgen zeer aanzienlijk kunnen zijn, zowel ten goede als ten kwade. Dit zijn in zichzelf bewonderenswaardige veroveringen van de menselijke geest. Maar de techniek zal niet mogen ontsnappen aan het oordeel van de moraal, omdat de techniek tot stand komt voor de mens en diens bestemmingen dient te eerbiedigen. Evenmin als men het recht heeft de atoomenergie voor elk willekeurig doel te gebruiken, evenmin is men gerechtigd het menselijk leven in elke willekeurige richting te manipuleren: dit alles moet de mens ten dienste staan, om het spel van zijn normale capaciteiten betere zekerheid te geven, om ziekten te voorkomen en te genezen, om mee te werken aan de betere ontplooiing van de mens. Het is waar dat de vooruitgang van de techniek vroegtijdige abortus meer en meer gemakkelijk maakt; de morele waardebepaling ondergaat daardoor geen wijziging.