Paus Franciscus - 20 september 2020
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
De passage uit het Evangelie van vandaag (Mt. 20, 1-16) vertelt de parabel van de arbeiders die als dagloners opgeroepen worden door de eigenaar van een wijngaard. Doorheen dit verhaal toont Jezus ons Gods verrassende manier van werken, zichtbaar in de twee houdingen van de landeigenaar: de roeping en de beloning.
Eerst de roeping. Tot vijf keer toe, gaat de landeigenaar naar de wegen en roept hij op om voor hem te werken: om 6 u., 9 u., ’s middags, om 3 u. en 5 u in de namiddag. Het beeld van die landeigenaar die meermaals naar buiten gaat om arbeiders te zoeken, is treffend. Deze landeigenaar vertegenwoordigt God die iedereen roept en altijd roept, op eender welk uur. God handelt ook vandaag zo. Hij blijft wie dan ook roepen, ongeacht het uur, om in Zijn Koninkrijk te werken. Dat is de stijl van God, en wij zijn geroepen om die door te geven en op onze beurt na te volgen. Hij blijft niet opgesloten in Zijn wereld, maar gaat naar buiten: God is altijd buiten, op zoek naar ons. Hij sluit zich niet op. God is buiten. Hij is voortdurend buiten, op zoek naar mensen, omdat Hij wil dat niemand van Zijn liefdesplan uitgesloten wordt.
Ook onze gemeenschappen zijn geroepen om verschillende soorten “grenzen” over te steken, ten einde aan iedereen het woord van heil te geven dat Jezus is komen brengen. Het gaat erom zich open te stellen voor horizonten die hoop geven aan iedereen die in de existentiële periferieën blijven staan en die de ontmoeting met Jezus nog niet ervaren hebben, of de kracht en het licht ervan verloren zijn. De Kerk moet zijn zoals God: altijd buiten. Wanneer de Kerk niet buiten is, wordt zij ziek door alle kwalen die wij in de Kerk hebben. Waarom die ziekten in de Kerk? Omdat zij niet buiten is. Inderdaad, als iemand buiten is, riskeert hij een ongeval. Maar beter een verongelukte Kerk doordat zij buiten is om het Evangelie te verkondigen dan een Kerk die ziek is omdat zij zich opsluit. God is altijd buiten, want Hij is Vader, Hij bemint. De Kerk moet hetzelfde doen: altijd naar buiten.
De tweede houding van de landeigenaar, die deze van God vertegenwoordigt, is de manier om de arbeiders te belonen. Hoe beloont God? De landeigenaar gaat akkoord voor “een denarie” (Mt. 20, 2) met de eerste arbeiders die ’s morgens begonnen. Tot degenen die daarna komen, zegt Hij echter: “ik zal u geven wat billijk is” (Mt. 20, 4). Op het einde van de dag, beveelt de landeigenaar aan iedereen hetzelfde loon te geven, namelijk een denarie. Zij die van ’s morgens gewerkt hebben, zijn verontwaardigd en beklagen zich bij de landeigenaar, doch hij insisteert: hij wil aan iedereen het maximum van de beloning geven, ook aan degenen die als laatste kwamen (Mt. 20, 8-15). God betaalt altijd het maximum : Hij blijft niet bij de helft van het loon. Hij betaalt alles. Hier begrijpt men dat Jezus niet spreekt over werk en een rechtvaardig loon, dat is een andere kwestie, maar over het Rijk Gods en de goedheid van de hemelse Vader die voortdurend naar buiten gaat om op te roepen, en die aan iedereen het maximum uitbetaalt .
Inderdaad, zo werkt God: Hij kijkt niet naar de tijd en de resultaten, maar naar de beschikbaarheid, de edelmoedigheid waarmee wij ons tot Zijn dienst stellen. Zijn manier van werken is meer dan rechtvaardig, in de zin dat zij de rechtvaardigheid overtreft en zich in genade manifesteert. Alles is genade. Ons heil is genade. Onze heiligheid is genade. Door ons genade te geven, verleent Hij ons altijd meer dan wij verdienen. Wie dan volgens de menselijke logica redeneert, dat wil zeggen volgens de verdiensten door eigen talenten verworven, wordt als eerste de laatste. - Ik heb zo hard gewerkt, ik heb zoveel gedaan voor de Kerk, ik heb zo veel geholpen, en ik krijg zoveel als degene die het laatst gekomen is. – Denken wij aan de eerste die in de Kerk heilig verklaard werd, de goede moordenaar. Hij heeft op het laatste ogenblik van zijn leven de Hemel “gestolen”: dat is genade, zo is God. Ook met ons allemaal. Wie integendeel aan zijn eigen verdiensten denkt, mislukt. Wie zich nederig toevertrouwt aan de barmhartigheid van de Vader, wordt als laatste – zoals de goede moordenaar – de eerste. Vgl. Mt. 20, 16
Moge de Allerheiligste Maagd Maria ons helpen om alle dagen de vreugde en verwondering te voelen dat wij door God geroepen zijn om voor Hem te werken, op Zijn domein dat de wereld is, in Zijn wijngaard die de Kerk is. En als enige beloning Zijn liefde te hebben, de vriendschap met Jezus.