Paus Franciscus - 6 september 2020
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
Het Evangelie van deze zondag (Mt. 18, 15-20) komt uit de vierde redevoering van Jezus in het Evangelie volgens Matteüs, gekend als de Kerkelijke redevoering of communautaire redevoering. De passage van vandaag spreekt over broederlijke vermaning en vraagt ons na te denken over de dubbele dimensie van het christenleven : de communautaire dimensie die bescherming vraagt van de gemeenschap, dat wil zeggen van de eenheid van de Kerk, en de persoonlijke dimensie, die aandacht en respect oplegt voor ieder individueel geweten.
Om een broeder die een fout beging, te corrigeren, suggereert Jezus een inhaalpedagogie. De pedagogie van Jezus beoogt altijd ons terug binnen te halen. Hij probeert ons altijd terug te vinden, te redden. En deze pedagogie komt in drie passages tot uiting. Hij zegt vooreerst: “ wijs hem dan onder vier ogen terecht” (v. 15), dat wil zeggen zonder zijn zonde uit te stallen. Dus de broeder discreet opzoeken, niet om hem te oordelen maar om hem te helpen zich rekenschap te geven van wat hij doet. Wij hebben dikwijls die ervaring: iemand komt naar ons en zegt, luister eens, ge waart daar verkeerd, ge zou dat anders moeten doen. Misschien waren wij aanvankelijk boos, maar daarna zijn we er dankbaar om omdat het een gebaar is van broederlijkheid, gemeenschap, hulp, om iemand terug te winnen.
Het is om verschillende redenen niet gemakkelijk deze les van Jezus in praktijk te brengen. Wij vrezen dat onze broeder of zuster verkeerd zou reageren. Soms is er te weinig vertrouwen tussen ons. En er zijn nog redenen. Maar telkens we het deden, voelden we dat het de weg is van de Heer.
Het kan echter gebeuren dat de eerste keer mislukt, ondanks de goede bedoelingen. In dat geval is het goed niet op te geven en te zeggen, dat hij zijn plan trekt, ik was mij de handen. Nee, dat is niet christelijk. Niet opgeven, maar zijn toevlucht nemen tot een andere broeder of zuster. Jezus zegt: “luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen” (Mt. 18, 16). Dat is een voorschrift van de Mozaïsche wet. Vgl. Deut. 19, 15 Al kan het lijken dat dit tegen de beschuldigde is, in feite beschermt het hem tegen valse beschuldigingen. Maar Jezus gaat verder: de twee getuigen worden erbij gehaald, niet om te beschuldigen en te oordelen maar om te helpen. Laten we het eens zijn, gij en ik, laat ons gaan praten met degene die verkeerd doet, die zich belachelijk maakt. Laten we met hem gaan spreken als onder broeders. Dat is de uitgestoken hand die Jezus van ons vraagt. Jezus beoogt dat deze tweede benadering met de getuigen, eveneens kan mislukken – wat verschilt van de Mozaïsche wet, waar het getuigenis van twee of drie volstaat voor een veroordeling.
Inderdaad, wanneer hij of zij koppig is, kan zelfs de liefde van twee of drie broeders onvoldoende zijn. In dat geval, zegt Jezus, “leg het dan voor aan de Kerk” (Mt. 18, 17). In sommige situaties wordt heel de gemeenschap betrokken. Er zijn dingen die de andere broeders niet onverschillig kunnen laten. Er is een grotere liefde nodig om deze broeder terug te halen. Maar soms volstaat ook dat niet. Jezus zegt: “wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar” (Mt. 18, 17). Deze uitdrukking, die blijkbaar minachtend is, vraagt in feite om deze broeder in Gods handen te leggen: alleen de Vader zal een grotere liefde kunnen tonen dan die van alle broeders bijeen.
Deze les van Jezus helpt ons veel, want – denken we aan een voorbeeld – wanneer wij een fout zien, een gebrek, de ondergang van een broeder of zuster, is het eerste dat we doen, meestal het aan anderen te gaan vertellen, kwaad te spreken. En kwaadspreken sluit het hart voor de gemeenschap, verhindert de eenheid van de Kerk. De grote roddelaar is de duivel, die altijd kwaad spreekt over de anderen, want hij is de leugenaar die de Kerk probeert uiteen te krijgen, broeders van elkaar weg te halen en geen gemeenschap te vormen. Alstublieft, broeders en zusters, laten wij een inspanning doen om geen kwaad te spreken. Roddel is een ergere pest dan Covid! Laat ons een inspanning doen: geen kwaadspreken. Dat is de liefde van Jezus, die tollenaars en heidenen tot zich laat komen en zo ergernis geeft aan de welvoeglijke mensen van die tijd. Het gaat niet om een onherroepelijke veroordeling, maar om de erkenning dat onze menselijke pogingen soms kunnen mislukken, en dat alleen het feit van voor God te staan, onze broeder kan confronteren met zijn geweten en de verantwoordelijkheid voor zijn daden. Als dat niet gaat, dan is het tijd voor stilte en gebed voor de broeder of zuster die verkeerd doet. Maar nooit kwaadspreken.
Moge de Maagd Maria ons helpen van de broederlijke vermaning een gezonde gewoonte te maken, zodat in onze gemeenschappen nieuwe broederbanden kunnen gesmeed worden, gefundeerd op wederzijdse vergeving en vooral op de onoverwinnelijke kracht van Gods barmhartigheid.