H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 2002
In Maria vinden we een onvergelijkelijk model om Christus te overdenken. Op een bijzondere manier hoort het gelaat van de Zoon aan Maria toe. In haar schoot werd Christus vormgegeven, van haar kreeg Hij zijn menselijke gelijkenis die een zelfs nog grotere spirituele, hechte band tussen beiden oproept. Niemand heeft zichzelf ooit meer gelovig toegewijd aan de contemplatie van het gelaat van Christus dan Maria. Al bij de Aankondiging waren de ogen van haar hart gericht op Hem toen zij Hem ontving door de kracht van de Heilige Geest. In de maanden die volgden begon ze Zijn aanwezigheid te voelen en vormde ze zich een beeld van zijn kenmerken. Toen zij Hem uiteindelijk baarde in Betlehem, richtten haar blikken zich teder op het gelaat van haar Zoon, zoals ze "Hem in doeken wikkelde en Hem in een voerbak legde" (Lc. 2, 7).
Daarna zouden haar blikken, vol bewondering en verwondering, Hem nooit meer loslaten. Soms zou het een vragende blik zijn, zoals in de episode waarin zij haar Zoon in de tempel vindt: "Kind, hoe kon je ons dit aandoen?" (Lc. 2, 48). Maar het was altijd een doordringende blik, die in staat was Jezus volledig te doorgronden. Zelfs als zij Zijn verborgen gevoelens bespeurde en vooruitliep op zijn besluiten, zoals in Kana. Vgl. Joh. 2, 5 Op andere momenten had ze een droevige blik, met name onder het Kruis, waar haar blik nog steeds zou zijn als van een moeder die leven geeft. Maria deelde immers niet alleen in het lijden en de dood van haar Zoon, maar zij zou ook haar nieuwe zoon, de geliefde apostel van Jezus, ontvangen die aan haar was gegeven. Vgl. Joh. 19, 26-27 Op Paasmorgen zou zij een stralende blik hebben door de vreugde van de Verrijzenis. Tenslotte zou ze op Pinksteren een hartstochtelijke blik hebben bij de uitstorting van de Heilige Geest. Vgl. Hand. 1, 14
Maria leefde met haar ogen gericht op Christus en ze koesterde elk woord van Hem: "Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na" (Lc. 2, 19). Vgl. Lc. 2, 51 De herinneringen aan Jezus, geprent in haar hart, waren altijd met haar en ze riepen de verschillende momenten uit haar leven aan de zijde van haar Zoon in haar op. In zekere zin vormden die herinneringen de 'rozenkrans' die zij onafgebroken reciteerde gedurende haar leven op aarde.
Zelfs nu, temidden van de blijde liederen van het hemelse Jeruzalem, blijven de redenen voor haar lof en dankzegging onveranderd. De liederen inspireren haar moederlijke zorgzaamheid voor de pelgrimerende Kerk, waarin zij voortgaat haar persoonlijke verslag van de blijde boodschap te vertellen. Maria legt telkens opnieuw de 'geheimen' van haar Zoon aan de gelovigen voor in de hoop dat de contemplatie van deze geheimen de kracht van het heil zal verspreiden. In het reciteren van de rozenkrans treedt de christelijke gemeenschap in contact met de herinneringen en de contemplatieve blik van Maria.
Juist omdat de rozenkrans begint met Maria's eigen ervaring, is het een uitstekend contemplatief gebed. Zonder zijn contemplatieve dimensie zou het gebed zijn betekenis verliezen, zoals paus Paulus VI onderstreepte: "Indien de beschouwing ontbreekt, lijkt de rozenkrans op een lichaam zonder ziel en bestaat het gevaar, dat het bidden uitloopt op herhaling van formules waaraan geest en verstand niet te pas komen en in strijd is met de vermaning van Jezus Christus, die gezegd heeft: "Als gij bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen, want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden" (Mt. 6, 7). Want van nature eist de rozenkrans, dat hij door rustig bidden en in als het ware nadenkende langzaamheid voortkabbelt, waardoor de bidder zich gemakkelijker op de overweging toelegt van de mysteries van het leven van Christus, zoals zij door het hart van haar worden gezien die van allen het naast was aan de Heer, opdat de onnaspeurlijke rijkdommen van deze mysteries worden ontsloten." H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de vernieuwing van de Maria-verering in liturgie en persoonlijke beleving, Marialis Cultus (2 feb 1974), 47
Het is goed bij dit diepe inzicht van Paulus VI stil te staan om bepaalde aspecten van het rozenkransgebed, die aantonen dat het gebed werkelijk een vorm van christocentrische contemplatie is, duidelijk te laten uitkomen.
Maria's contemplatie is vooral een in herinnering brengen. We moeten dit woord in de Bijbelse betekenis van herinnering (zakar) begrijpen als actualisering van de werken van God in de heilsgeschiedenis. De bijbel is een verslag van gebeurtenissen die redding brachten en die leidden tot Christus zelf. Deze gebeurtenissen behoren niet alleen tot 'gisteren': ze vormen ook deel van de redding van 'vandaag'. De verwerkelijking komt met name naar voren in de liturgie: wat God eeuwen geleden tot stand bracht had niet alleen betrekking op de directe getuigen van die gebeurtenissen, het blijft met zijn genadegaven mensen uit elk tijdperk aantrekken. In zeker opzicht geldt dit ook voor andere godvruchtige benaderingen van die gebeurtenissen. Het 'zich herinneren' van de gebeurtenissen uit het leven van Christus in de geest van geloof en liefde betekent het openstaan voor de genade die Christus voor ons won dankzij de geheimen van Zijn leven, dood en opstanding.
Met het Tweede Vaticaans Concilie moet derhalve bevestigd worden dat de liturgie, als een uitvoering van het priesterambt van Christus en een handeling van publieke verering, "evenwel het hoogtepunt is waarnaar de Kerk in al haar handelen streeft en tevens de bron waaruit al haar kracht voortvloeit", 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10 het is ook van belang te herinneren dat het spiritueel leven "niet uitsluitend bestaat in het deelnemen aan de heilige liturgie. Want al is de christen geroepen tot het bidden in gemeenschap, toch moet hij ook zijn binnenkamer ingaan om in het verborgene tot de Vader te bidden Vgl. Mt. 6, 6 en zelfs - zoals de apostel leert - bidden zonder ophouden". Vgl. 1 Tess. 5, 17 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 12 Het rozenkransgebed maakt op zijn eigen manier deel uit van het wijd uiteenlopende panorama van 'onophoudelijk' bidden. Als de liturgie, op te vatten als activiteit van Christus en de Kerk, een reddende handeling bij uitstek is, is het rozenkransgebed eveneens - als 'meditatie' over Christus met Maria - een heilzame contemplatie. Door ons te verdiepen in de geheimen uit het leven van de Verlosser, worden we verzekerd van het feit dat wat Hij heeft gedaan en wat de liturgie present stelt, diepgaand wordt eigengemaakt en ons bestaan vormt.
Christus is de hoogste Leraar, Hij openbaart en Hij is degene die wordt geopenbaard. Het is niet zomaar een kwestie van het leren van wat Hij ons heeft onderwezen, maar Hem leren kennen. Kunnen we daarom een betere leraar wensen dan Maria? Vanuit goddelijk perspectief is de Geest de innerlijke leraar die ons leidt naar de volledige waarheid van Christus. Vgl. Joh. 14, 26 Vgl. Joh. 15, 26 Vgl. Joh. 16, 13 Maar onder de mensen kent niemand Christus beter dan Maria. Niemand kan ons beter binnenleiden in de diepgaande kennis van Zijn mysterie dan Zijn moeder.
Het eerste 'teken' van Jezus - het veranderen van water in wijn tijdens de bruiloft te Kana - laat Maria duidelijk zien in de gedaante van leraar wanneer zij de bedienden aanspoort datgene te doen wat Jezus gebiedt. Vgl. Joh. 2, 5 We kunnen ons voorstellen dat ze hetzelfde doet voor de discipelen na Hemelvaart, als ze bij elkaar komen in afwachting van de komst van de heilige Geest en zij hen steunt in hun eerste missie. De scènes van het rozenkransgebed samen met Maria te overdenken is een leermiddel om via haar Christus te 'lezen', om Zijn geheimen te ontdekken en Zijn boodschap te begrijpen.
Deze school van Maria is des te effectiever als we beseffen dat zij onderwijst door voor ons de gaven van de heilige Geest overvloedig te verkrijgen, en ons het onvergelijkbare voorbeeld van haar eigen "pelgrimstocht van het geloof" te bieden. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58 Bij het overdenken van elk geheim van haar Zoon, nodigt zij ons uit hetzelfde te doen wat zij deed ten tijde van de Aankondiging; nederig de vragen stellen die ons openen voor het licht om zo te eindigen met de gehoorzaamheid van het geloof: "Zie de dienstmaagd des Heeren mij geschiede naar Uw woord". Vgl. Lc. 1, 38
Het belangrijkste kenmerk van de christelijke spiritualiteit is de inspanning van de discipel om nog meer gelijkvormig te worden aan zijn Meester. Vgl. Rom. 8, 29 Vgl. Fil. 3, 10.21 De uitstorting van de Heilige Geest in de doop verenigt de gelovige als een rank aan de wijnstok die Christus is Vgl. Joh. 15, 5 en maakt hem een ledemaat van het mystieke lichaam van Christus. Vgl. 1 Kor. 12, 12 Vgl. Rom. 12, 5 Dit begin van het verbond vraagt echter om een toenemende aanpassing die meer en meer de houding van de discipel vormt in overeenstemming met de 'logica' van Christus: "Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was" (Fil. 2, 5). In de woorden van de apostel Paulus zijn we geroepen om "ons met de Heer Jezus Christus te bekleden". Vgl. Rom. 13, 14 Vgl. Gal. 3, 27
Op de spirituele reis van het rozenkransgebed, gebaseerd op voortdurende contemplatie van het gelaat van Christus en met Maria als reisgezellin, bereikt men dit veeleisende ideaal om gelijkvormig te worden aan Hem door een samenwerking die beschreven kan worden in termen van 'vriendschap'. We zijn daardoor in staat om op natuurlijke wijze in het leven van Christus te komen en als het ware zijn diepste gevoelens te delen. De zalige Bartolo Longo schreef in dit kader: "Net als twee vrienden, die vaak bij elkaar zijn, de neiging hebben om elkaars gedragingen over te nemen, zo kunnen wij, door op vertrouwelijke voet met Jezus en de gezegende Maria te praten, door het mediteren over de geheimen van het rozenkransgebed en door hetzelfde leven in de heilige communie mee te maken, binnen de beperkingen van ons bescheiden bestaan, gelijk aan hen worden en kunnen we van deze allerhoogste modellen leren om een bescheiden, nederig, verborgen, geduldig en perfect leven te leiden." Z. Bartolo Longo, I Quindici Sabati del Santissimo Rosario. (27ste editie, Pompeï 1916), 27.
In dit proces om gelijkvormig te worden aan Christus door het rozenkransgebed, vertrouwen we onszelf op een bijzondere manier toe aan de moederlijke zorg van de gezegende Maagd. Zij die zowel de moeder van Christus is als een lidmaat van de Kerk, waarvan ze een "boven allen uitmuntend en heel uitzonderlijk lid" is, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 53 en is op hetzelfde moment de 'Moeder van de Kerk'. In deze rol baart ze voortdurend kinderen voor het Mystieke Lichaam van haar Zoon. Zij doet dat door haar voorspraak en smeekt over hen de onuitputtelijke uitstorting van de Heilige Geest af. Maria is de perfecte icoon van het moederschap van de Kerk.
Het rozenkransgebed plaatst ons mystiek gezien aan de zijde van Maria als zij toeziet op de menselijke groei van Christus in het huis van Nazareth. Dit stelt haar in staat om ons te trainen en ons te vormen met dezelfde zorg totdat Christus in ons gestalte heeft gekregen Vgl. Gal. 4, 19 . Deze rol van Maria, volledig gebaseerd op die van Christus en daaraan radicaal ondergeschikt, "verduistert of vermindert op geen enkele wijze dát unieke middelaarschap van Christus, maar toont aan, hoe krachtig het is". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 60 Dit is het verlichtende principe dat door het Tweede Vaticaans Concilie is uitgesproken en dat ik in mijn eigen leven zo sterk heb ervaren en dat tot mijn eigen lijfspreuk heeft geleid: Totus Tuus. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Urbi et Orbi, Voorafgaand aan de eerste zegen "Urbi et Orbi" aan het einde van het conclaaf, Het Concilie voortzetten (17 okt 1978) Dit motto is vanzelfsprekend geïnspireerd op de leer van de heilige Louis Marie Grignion de Montfort, die in de volgende woorden de rol van Maria heeft uitgelegd in het proces van gelijkvormig te worden aan Christus: "Onze gehele volmaaktheid bestaat uit het feit dat we gelijkvormig aan Jezus Christus zijn en in Hem verenigd en gewijd zijn. Daarom is de meest volmaakte verering ongetwijfeld die devotie die ons nog meer in overeenstemming met Christus brengt, ons met Hem verenigt en ons aan Hem doet toewijden. Omdat Maria van alle mensen zich het meest heeft gevoegd naar Jezus Christus, betekent dat van alle devoties de devotie die de ziel het meest in overeenstemming met Christus brengt en Hem heiligt, de devotie tot Maria is, die Zijn heilige moeder is. Hoe meer zielen aan haar zijn gewijd, hoe meer zullen ze aan Jezus Christus gewijd zijn." H. Louis Marie Grignion de Montfort, Traité de la vraie dévotion à la sainte Vierge, Verhandeling over ware toewijding aan Maria. 120, in: Opere, 1, Scritti spirituali (Rome 1990), 430. Nergens anders dan in het rozenkransgebed zijn de levens van Jezus en Maria zo met elkaar verbonden. Maria leeft alleen in Christus en voor Christus!
Jezus nodigde ons uit om ons over te geven aan God met doorzettingskracht en vertrouwen dat we zullen worden gehoord: "Vraag, en jullie zal gegeven worden. Zoek, en je zult vinden. Klop, en er zal voor je worden opengedaan" (Mt. 7, 7). De basis voor deze werking van het gebed is de goedertierenheid van de Vader, maar ook de bemiddeling van Christus zelf Vgl. 1 Joh. 2, 1 alsmede de werking van de Heilige Geest die volgens de wil van God "voor ons pleit" Vgl. Rom. 8, 26-27 . Omdat "wij niet eens weten hoe wij behoren te bidden" (Rom. 8, 26), en we soms niet worden gehoord "omdat we verkeerd bidden". Vgl. Jak. 4, 2-3
Om ons te steunen in het gebed dat Christus en de Heilige Geest in ons hart laten opwellen, komt Maria tussenbeide met haar moederlijke voorspraak. "Het gebed van de Kerk wordt als het ware gedragen door het gebed van Maria." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2679 Als Jezus, de enige bemiddelaar, de Weg is van ons gebed dan laat Maria, Zijn puurste en meest doorzichtige weerspiegeling, de Weg zien. "Op grond van deze bijzondere samenwerking van Maria met de werkzaamheid van de Heilige Geest hebben de kerken het gebed tot de heilige Moeder van God ontwikkeld: het centrerend rond de persoon van Christus die zich in zijn mysteries geopenbaard heeft." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2675 Op de bruiloft te Kana laat het Evangelie duidelijk de voorspraak van Maria zien als zij aan Jezus de noden van anderen laat weten: "Ze zitten zonder wijn" (Joh. 2, 3).
Het rozenkransgebed is zowel meditatie als smeekbede. Vasthoudend gebed tot de Moeder Gods is gebaseerd op het vertrouwen dat haar moederlijke voorspraak alle dingen uit het hart van haar Zoon kan verkrijgen. Ze is 'almachtig door genade', om de gewaagde uitdrukking te gebruiken (die juist moet worden begrepen) van de zalige Bartolo Longo in zijn Smeekbede tot de Onze Vrouwe. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de verbreiding en versterking van de Rozenkransdevotie, Supremi Apostolatus officio (1 sept 1883). De smeekbede aan de Koningin van de Heilige Rozenkrans werd geschreven door de zalige Bartolo Longo in 1883 in antwoord op de eerste Encycliek van paus Leo XIII over de rozenkrans waarin hij de katholieken oproept om spiritueel betrokken te zijn om het kwaad in de samenleving te bestrijden. De smeekbede wordt normaal gesproken twee keer per jaar gereciteerd, in mei en in oktober. Dit is een overtuiging die, te beginnen met het Evangelie, steeds sterker is gegroeid in de ervaring van christenen. De zo belangrijke dichter Dante drukt het bijzonder goed uit in de regels die de heilige Bernardus zong: "Vrouwe, U bent zo groot en machtig, dat wie genade verlangt maar geen beroep op u doet, zijn verlangen zonder vleugels zal zien wegvliegen." Dante Alighieri, De Goddelijke Komedie, Divina Commedia (1 jan 1321). Paradijs, XXXIII, 13-15. Als we in het rozenkransgebed Maria, het heiligdom van de Heilige Geest Vgl. Lc. 1, 35 , smeken om haar voorspraak, bemiddelt zij voor ons bij de Vader die haar met genade heeft vervuld en bij de Zoon, geboren uit haar schoot. Zij bidt met en voor ons.
Het rozenkransgebed is ook een weg van verkondiging en toenemende kennis, waarin het mysterie van Christus steeds weer op verschillende niveaus van het christelijke bewustzijn aanwezig is. Het gebed heeft de vorm van een biddende en contemplatieve voorstelling, die in staat is om Christenen te vormen naar het hart van Christus. Als het bidden van de rozenkrans alle elementen in zich verenigt die nodig zijn voor een effectieve meditatie - vooral in zijn gemeenschappelijke viering in parochies en heiligdommen - kan het een betekenisvolle mogelijkheid tot catechese bieden, hetgeen priesters in hun voordeel zouden moeten gebruiken. Op deze manier blijft ook Onze Vrouwe van de rozenkrans haar werk van de Christusverkondiging doen. De geschiedenis van het rozenkransgebed laat zien hoe dit gebed in het bijzonder door de dominicanen werd gebruikt toen de Kerk in moeilijkheden was als gevolg van de verspreiding van dwalingen. Vandaag de dag worden we met nieuwe uitdagingen geconfronteerd. Waarom zouden we niet opnieuw uit het rozenkransgebed putten met hetzelfde geloof van degenen die ons voorgingen? Het rozenkransgebed heeft in zich al zijn krachten bewaard en blijft een waardevol pastorale bron voor elke goede verkondiger.