
H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 2002
Jezus nodigde ons uit om ons over te geven aan God met doorzettingskracht en vertrouwen dat we zullen worden gehoord: "Vraag, en jullie zal gegeven worden. Zoek, en je zult vinden. Klop, en er zal voor je worden opengedaan" (Mt. 7, 7). De basis voor deze werking van het gebed is de goedertierenheid van de Vader, maar ook de bemiddeling van Christus zelf Vgl. 1 Joh. 2, 1 alsmede de werking van de Heilige Geest die volgens de wil van God "voor ons pleit" Vgl. Rom. 8, 26-27 . Omdat "wij niet eens weten hoe wij behoren te bidden" (Rom. 8, 26), en we soms niet worden gehoord "omdat we verkeerd bidden". Vgl. Jak. 4, 2-3
Om ons te steunen in het gebed dat Christus en de Heilige Geest in ons hart laten opwellen, komt Maria tussenbeide met haar moederlijke voorspraak. "Het gebed van de Kerk wordt als het ware gedragen door het gebed van Maria." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2679 Als Jezus, de enige bemiddelaar, de Weg is van ons gebed dan laat Maria, Zijn puurste en meest doorzichtige weerspiegeling, de Weg zien. "Op grond van deze bijzondere samenwerking van Maria met de werkzaamheid van de Heilige Geest hebben de kerken het gebed tot de heilige Moeder van God ontwikkeld: het centrerend rond de persoon van Christus die zich in zijn mysteries geopenbaard heeft." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2675 Op de bruiloft te Kana laat het Evangelie duidelijk de voorspraak van Maria zien als zij aan Jezus de noden van anderen laat weten: "Ze zitten zonder wijn" (Joh. 2, 3).
Het rozenkransgebed is zowel meditatie als smeekbede. Vasthoudend gebed tot de Moeder Gods is gebaseerd op het vertrouwen dat haar moederlijke voorspraak alle dingen uit het hart van haar Zoon kan verkrijgen. Ze is 'almachtig door genade', om de gewaagde uitdrukking te gebruiken (die juist moet worden begrepen) van de zalige Bartolo Longo in zijn Smeekbede tot de Onze Vrouwe. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de verbreiding en versterking van de Rozenkransdevotie, Supremi Apostolatus officio (1 sept 1883). De smeekbede aan de Koningin van de Heilige Rozenkrans werd geschreven door de zalige Bartolo Longo in 1883 in antwoord op de eerste Encycliek van paus Leo XIII over de rozenkrans waarin hij de katholieken oproept om spiritueel betrokken te zijn om het kwaad in de samenleving te bestrijden. De smeekbede wordt normaal gesproken twee keer per jaar gereciteerd, in mei en in oktober. Dit is een overtuiging die, te beginnen met het Evangelie, steeds sterker is gegroeid in de ervaring van christenen. De zo belangrijke dichter Dante drukt het bijzonder goed uit in de regels die de heilige Bernardus zong: "Vrouwe, U bent zo groot en machtig, dat wie genade verlangt maar geen beroep op u doet, zijn verlangen zonder vleugels zal zien wegvliegen." Dante Alighieri, De Goddelijke Komedie, Divina Commedia (1 jan 1321). Paradijs, XXXIII, 13-15. Als we in het rozenkransgebed Maria, het heiligdom van de Heilige Geest Vgl. Lc. 1, 35 , smeken om haar voorspraak, bemiddelt zij voor ons bij de Vader die haar met genade heeft vervuld en bij de Zoon, geboren uit haar schoot. Zij bidt met en voor ons.