• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

"STREK UW HAND UIT NAAR DE ARME" (VGL. SIR. 7, 32)
4e Werelddag van de Armen (33e Zondag door het Jaar - 15-11-2020)

“Strek uw hand uit naar de arme” Vgl. Sir. 7, 32 Oude wijsheid stelt deze woorden voor als een wet om in het leven te volgen. Zij weerklinken vandaag met heel hun betekenisvolle lading om ook ons te helpen de blik te richten op het wezenlijke en de grenzen van onverschilligheid te overwinnen. De armoede neemt steeds een ander gezicht aan, dat aandacht vraagt voor steeds verschillende situaties: in iedere situatie kunnen wij de Heer Jezus ontmoeten, die heeft geopenbaard dat Hij tegenwoordig is in zijn zwakste broeders en zusters. Vgl. Mt. 25, 40

Laten wij het boek Sirach, een van de boeken van het Oude Testament, ter hand nemen. Hier komen wij de woorden tegen van een meester in wijsheid die ongeveer tweehonderd jaar vóór Christus heeft geleefd. Hij ging op zoek naar de wijsheid die mensen beter maakt en hen in staat stelt de wederwaardigheden van het leven ten diepste te doorvorsen. Hij deed dit in een tijd van harde beproeving voor het volk Israël, een tijd van verdriet, rouw en ellende ten gevolge van de overheersing door vreemde machten. Omdat hij een man van groot geloof was, geworteld in de tradities van de vaderen, was zijn eerste gedachte zich te richten tot God om aan Hem de gave van de wijsheid te vragen. En de Heer weigerde hem zijn hulp niet.

Vanaf de eerste bladzijden van het boek Sirach geeft de auteur adviezen voor veel concrete situaties in het leven en één hiervan betreft de armoede. Hij benadrukt het feit dat men bij ongemak vertrouwen moet hebben in God: “Wind u niet op als de tegenspoed komt. Houd u aan Hem vast en laat Hem niet los: dan zult gij uiteindelijk verheven worden. Alles wat u overkomt moet ge aanvaarden: gij moet geduldig zijn in de wederwaardigheden die u vernederen. Want goud wordt in het vuur beproefd en de aan God welgevallige mens in de oven van de vernedering. Vertrouw op Hem en Hij zal u helpen; bewandel rechte wegen en stel uw hoop op Hem. Gij die de Heer vreest, verwacht zijn erbarming en wijkt niet af van de weg: gij zoudt kunnen vallen” (Sir. 2, 2-7).

Bladzijde na bladzijde ontdekken wij een kostbaar compendium van suggesties over hoe te handelen in het licht van een intieme relatie met God de schepper, die de schepping liefheeft, rechtvaardig en zorgzaam is jegens al zijn kinderen. Het voortdurend verwijzen naar God leidt echter niet af van het kijken naar de concrete mens, integendeel, dit is nauw met elkaar verbonden.

Dit laat de passage waaruit de titel van deze Boodschap is genomen Vgl. Sir. 7, 29-36 duidelijk zien. Het gebed tot God en de solidariteit met de armen en de lijdenden zijn niet van elkaar te scheiden. Om een eredienst te vieren die de Heer welgevallig is, is het noodzakelijk te erkennen dat iedere persoon, ook de meest behoeftige en verachte, het ingeprente beeld van God in zich draagt. Uit deze aandacht komt de gave van de goddelijke zegen voort, aangetrokken door edelmoedigheid, in praktijk gebracht ten opzichte van de armen. Daarom mag de tijd die aan het gebed moet worden gewijd, nooit een alibi worden om de naaste in moeilijkheden te verwaarlozen. Het tegengestelde is waar: de zegen van de Heer daalt over ons neer en het gebed bereikt zijn doel, wanneer zij gepaard gaan met de dienst aan de armen.

Hoe actueel is dit oude onderricht ook voor ons! Het Woord van God overstijgt immers ruimte, tijd, godsdiensten en culturen. De edelmoedigheid die de zwakke ondersteunt, de bedroefde troost, het lijden verlicht, geeft waardigheid terug aan wie daarvan is beroofd, is de voorwaarde voor een volledig menselijk leven. De keuze om aandacht aan de armen te besteden aan hun vele en verschillende behoeften, mag niet worden bepaald door de tijd die men ter beschikking heeft, of door privébelangen, noch door bloedeloze pastorale of maatschappelijke projecten. Men mag de kracht van de genade van God niet verstikken door de narcistische neiging zichzelf op de eerste plaats te laten komen.

De blik op de armen gericht houden is moeilijk, maar des te noodzakelijker om aan ons persoonlijk en maatschappelijk leven de juiste richting te geven. Het gaat er niet om veel woorden te gebruiken, maar veel meer om, aangezet door de goddelijke naastenliefde, je leven concreet in te zetten. Ieder jaar kom ik met de Werelddag van de armen terug op de werkelijkheid die wezenlijk is voor het leven van de Kerk, omdat de armen bij ons zijn en zullen zijn Vgl. Joh. 12, 8 om ons te helpen het gezelschap van Christus in het dagelijks bestaan te ontvangen.

De ontmoeting met een persoon in een situatie van armoede daagt ons altijd uit en stelt ons vragen. Hoe kunnen wij eraan bijdragen om aan zijn marginalisering en lijden een einde te maken of deze minstens te verlichten? Hoe kunnen wij hem helpen in zijn geestelijke nood? De christelijke gemeenschap is geroepen om bij deze ervaring van samen delen een rol te spelen, in het bewustzijn dat het niet geoorloofd is deze rol aan anderen te delegeren. En om de armen tot steun te zijn is het wezenlijk de evangelische armoede zelf te beleven. Wij kunnen ons niet “goed” voelen, wanneer een lid van de menselijke familie op de achtergrond in de schaduw verdwijnt. De stille kreet van zeer veel armen moet het volk van God aantreffen in de frontlinie, altijd en overal, om de armen een stem te geven, om hen te verdedigen en solidair met hen te zijn ten overstaan van hypocrisie en vele niet nagekomen beloften, en om hen uit te nodigen deel te nemen aan het leven van de gemeenschap.

De Kerk heeft weliswaar geen alles omvattende oplossingen te bieden, maar biedt met de genade van Christus haar getuigenis en gebaren van samen delen aan. Zij voelt zich bovendien verplicht de problemen voor het voetlicht te brengen van hen die niet het noodzakelijke hebben om van te leven. Om iedereen te herinneren aan de grote waarde van het gemeenschappelijk welzijn, is voor Christenen een verplichting voor het leven, die wordt gerealiseerd in het streven om niemand te vergeten van degenen wier menszijn wordt geschonden omdat niet aan hun basisbehoeften wordt voldaan

De hand uitstrekken laat vooral degene die dit doet, ontdekken dat wij het vermogen hebben om gebaren te maken die het leven zin geven. Hoeveel uitgestoken handen zien wij iedere dag! Helaas gebeurt het steeds vaker dat men door de haast wordt meegesleurd in een maalstroom van onverschilligheid, zodat men niet meer het vele goede weet te herkennen dat dagelijks in stilte en met grote edelmoedigheid wordt gedaan. Zo gebeurt het dat alleen wanneer er dingen gebeuren die de loop van ons leven op zijn kop zetten, wij in staat worden gesteld de goedheid gewaar te worden van de heiligen “in onze eigen omgeving”, “van hen die dicht bij ons leven en een weerspiegeling zijn van de aanwezigheid van God” Paus Franciscus, Apostolische Exhortatie, Verheugt u en jubelt - Over de roeping tot heiligheid in deze wereld, Gaudete et Exsultate (19 mrt 2018), 7, maar over wie niemand het heeft. In kranten, op internetsites en televisie zijn er zoveel slechte berichten in overvloed dat men zou denken dat het kwaad soeverein heerst. Dat is niet zo. Zeker, het ontbreekt niet aan boosaardigheid en geweld, aan machtsmisbruik en corruptie, maar het leven is vervlochten met daden van respect en edelmoedigheid die het kwaad niet alleen compenseren, maar ook stimuleren om verder te gaan en hoopvol te zijn.

De hand uitstrekken is een teken; een teken dat onmiddellijk herinnert aan nabijheid, aan solidariteit, aan liefde. Hoeveel uitgestoken handen hebben wij kunnen zien in deze maanden waarin de hele wereld als het ware overrompeld is door een virus dat verdriet en dood, moedeloosheid en verbijstering heeft gebracht! De uitgestoken hand van de arts die zich om elke patiënt bekommert en zoekt naar de juiste remedie. De uitgestoken hand van de verpleegster en de verpleger die veel langer dan hun eigenlijke dienstrooster de zieken blijven verzorgen. De uitgestoken hand van wie in het openbaar bestuur werkt en de middelen verschaft om zoveel mogelijk levens te redden. De uitgestoken hand van de apotheker die blootgesteld is aan zoveel verzoeken in een risicovol contact met de mensen. De uitgestoken hand van de priester die met een verscheurd hart de zegen geeft. De uitgestoken hand van de vrijwilliger die degene die op straat leeft, en allen die, ook al hebben ze een dak boven hun hoofd, niet te eten hebben, te hulp komt. De uitgestoken hand van mannen en vrouwen die werken om wezenlijke diensten en veiligheid te bieden. En wij zouden nog andere uitgestoken handen kunnen beschrijven en zo een litanie van goede werken kunnen samenstellen. Al deze handen hebben de besmetting en de angst getrotseerd om toch maar steun en troost te schenken.

Deze pandemie is onverwachts gekomen en heeft ons onvoorbereid aangetroffen, ons achterlatend met een gevoel van desoriëntatie en onmacht. De uitgestoken hand naar de arme is echter niet onverwachts gekomen. Zij getuigt er eerder van hoe men zich erop voorbereidt de arme te herkennen om hem in tijden van nood te ondersteunen. Men improviseert geen instrumenten van barmhartigheid. Er is een dagelijkse training nodig, die uitgaat van het bewustzijn hoezeer wij als eersten behoeften hebben aan een hand die naar ons wordt uitgestoken.

Het ogenblik dat wij nu meemaken, heeft een crisis in heel veel zekerheden veroorzaakt. Wij voelen ons armer en zwakker, omdat wij een grens aan en een beperking van de vrijheid hebben ervaren. Het verlies van werk, van de meest dierbare vormen van genegenheid, het gebrek aan de gewone contacten tussen personen, hebben plotseling horizonten wijd geopend die wij niet meer gewend waren te zien. Onze geestelijke en materiële rijkdommen zijn ter discussie gesteld en wij hebben ontdekt dat we angst hebben. Opgesloten in de stilte van onze huizen hebben wij opnieuw ontdekt hoe belangrijk de eenvoud is en hoe belangrijk oog te houden voor het wezenlijke. Wij hebben behoefte aan een nieuwe broederschap, die in staat is tot onderlinge hulp en wederzijdse achting. Dit is een gunstige tijd om “opnieuw te beseffen dat wij elkaar nodig hebben, dat wij een verantwoordelijkheid hebben jegens de ander en de wereld [...]. Wij hebben al te lang moreel verval geaccepteerd door een spelletje te spelen met ethiek, goedheid, geloof en eerlijkheid [...]. Deze verwoesting van het fundament van het maatschappelijk leven leidt ertoe dat wij tegenover elkaar komen te staan om de eigen belangen te verdedigen, veroorzaakt het opkomen van nieuwe vormen van geweld en wreedheid en verhindert de ontwikkeling van een ware cultuur van de zorg van het milieu.” Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 229 Kortom, de ernstige economische, financiële en politieke crises zullen niet ophouden, zolang wij toestaan dat de verantwoordelijkheid die ieder jegens de naaste en iedere persoon moet voelen, in winterslaap blijft

“Strek uw hand uit naar de arme” is dus een uitnodiging tot verantwoordelijkheid als directe inzet van wie zich ook maar deelgenoot voelt aan hetzelfde lot. Het is een aansporing om de lasten van de zwaksten op zich te nemen, zoals de heilige Paulus zegt: “Dient elkander door de liefde. Want de hele wet is vervat in dit éne woord: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’. [...] Help elkaar zulke lasten te dragen” (Gal. 5, 13-14)(Gal. 6, 2). De apostel leert dat de vrijheid die ons met de dood en de verrijzenis van Jezus Christus is geschonken, voor ieder van ons een verantwoordelijkheid is om zich ten dienste te stellen van de ander, vooral van de zwakste. Het betreft niet een facultatieve aansporing, maar een voorwaarde voor de authenticiteit van het geloof dat wij belijden.

Het boek Sirach komt ons weer te hulp: het doet concrete daden aan de hand om de zwaksten te ondersteunen en gebruikt ook enkele treffende beelden. Eerst neemt het de zwakheid in aanmerking van allen die bedroefd zijn: “Onttrek u niet aan hen die schreien” (Sir. 7, 34). De periode van de pandemie heeft ons genoodzaakt tot een gedwongen isolement en ons zelf verhinderd vrienden en bekenden die bedroefd zijn om het verlies van hun dierbaren, te troosten en nabij te zijn. En dan zegt de gewijde schrijver ook nog: “Wees niet onwillig om een zieke te bezoeken” (Sir. 7, 35). Wij hebben de onmogelijkheid ervaren om naast wie lijdt te staan en tegelijkertijd zijn wij ons bewust geworden van de broosheid van ons bestaan. Kortom, het Woord van God laat ons nooit met rust en blijft ons stimuleren tot het goede.

“Strek de hand uit naar de arme” brengt als tegenstelling de houding naar voren van al degenen die met de handen in hun zakken blijven staan en zich niet laten raken door de armoede, waaraan ook zij vaak medeschuldig zijn. Onverschilligheid en cynisme zijn hun dagelijks voedsel. Wat een verschil met betrekking tot de uitgestoken handen die wij hebben beschreven! Er zijn immers handen die zich uitstrekken om snel even via de computer sommen geld van de ene naar de andere kant van de wereld te verplaatsen en zo de rijkdom van beperkte elites en de ellende van massa’s en het faillissement van hele naties te bepalen. Er zijn handen die zich uitstrekken om geld op te hopen met de verkoop van wapens, die andere handen, ook die van kinderen, gebruiken om dood en armoede te zaaien. Er zijn handen die zich uitstrekken om in de schaduw dodelijke doses uit te wisselen om zich te verrijken en in luxe en vluchtige onmatigheid te leven. Er zijn handen die zich uitstrekken om onderhands illegale gunsten uit te wisselen voor een gemakkelijk en corrupt gewin. En er zijn ook handen die zich uitstrekken en met een hypocriet fatsoen wetten maken waar zij zichzelf niet aan houden.

In dit panorama “blijven de uitgeslotenen wachten. Om een levensstijl te kunnen onderhouden die velen uitsluit, of om warm te kunnen lopen voor dit egoïstisch ideaal, heeft zich een globalisering van de onverschilligheid ontwikkeld. Bijna zonder het te merken worden wij onbekwaam om medelijden te voelen ten overstaan van de smartelijke kreet van de ander, wij huilen niet meer ten overstaan van het drama van de ander en het interesseert ons ook niet meer zorg voor hen te dragen, alsof alles een verantwoordelijkheid was die ons vreemd is en ons niet toekomt” Paus Franciscus, Apostolische Exhortatie, Verheugt u en jubelt - Over de roeping tot heiligheid in deze wereld, Gaudete et Exsultate (19 mrt 2018), 54 Wij zullen niet tevreden kunnen zijn, zo lang als deze handen die dood zaaien, niet veranderd zullen zijn in instrumenten van gerechtigheid en vrede voor de hele wereld.

“Denk bij al uw woorden aan uw levenseinde” (Sir. 7, 36). Het is de uitdrukking waarmee de auteur van Sirach deze overweging afsluit. De tekst leent zich voor een dubbele interpretatie. De eerste onderstreept dat wij altijd het einde van ons bestaan voor ogen moeten houden. Ons de gemeenschappelijke lotsbestemming herinneren kan helpen om een leven te leiden in het teken van de aandacht voor wie het armst is en niet dezelfde mogelijkheden als wij heeft. Er bestaat ook een tweede interpretatie, die veeleer het doel, het doeleinde waarnaar ieder streeft, naar voren haalt. Het doel van ons leven is een project dat verwezenlijkt moet worden, en een weg die zonder moe te worden moet worden afgelegd. Welnu, het doel van al onze handelingen mag nooit iets anders zijn dan de liefde. Dit is het doeleinde waarnaar wij op weg zijn en niemand moet ons daarvan afhouden. Deze liefde is samen delen, toewijding en dienstbaarheid, maar begint bij de ontdekking dat wij het eerst worden bemind en gewekt worden tot de liefde. Dit doel verschijnt op het ogenblik dat het kind de glimlach van de moeder ontmoet en zich bemind weet om het feit dat het bestaat. Ook een glimlach die wij delen met de arme, is een bron van liefde en maakt het mogelijk in vreugde te leven. Moge de uitgestoken hand dan ook altijd verrijkt worden met de glimlach van iemand die bescheiden en behulpzaam blij is in de stijl van de leerlingen van Christus te leven.

Op deze weg van dagelijkse ontmoeting met de armen begeleidt ons de Moeder van God, die meer dan ieder ander de Moeder van de armen is. De Maagd Maria kent de moeilijkheden en het lijden van hen die gemarginaliseerd zijn van dichtbij, omdat zij zelf de Zoon van God in een stal het leven heeft geschonken. Door de dreiging van Herodes is zij met haar echtgenoot Jozef en de kleine Jezus naar een ander land gevlucht en de situatie van vluchtelingen heeft de heilige Familie enkele jaren gekenmerkt. Moge het gebed tot de Moeder van de armen deze geliefkoosde kinderen van haar en hen die hen dienen in de naam van Christus, verbinden. En moge het gebed de uitgestoken hand veranderen in een omarming van samen delen en hervonden broederschap.

Rome, Sint Jan van Lateranen, 13 juni 2020, liturgische gedachtenis van de heilige Antonius van Padua.

Franciscus

Document

Naam: "STREK UW HAND UIT NAAR DE ARME" (VGL. SIR. 7, 32)
4e Werelddag van de Armen (33e Zondag door het Jaar - 15-11-2020)
Soort: Paus Franciscus - Boodschap
Auteur: Paus Franciscus
Datum: 13 juni 2020
Copyrights: © 2020, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers; eindredactie: A. Kruse MA; alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 5 november 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2023, Stg. InterKerk, Schiedam, test