Paus Franciscus - 2 augustus 2020
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
Het Evangelie van deze zondag gaat over het wonder van de broodvermenigvuldiging. Vgl. Mt. 14, 13-21 Het tafereel speelt zich af op een verlaten plaats, waar Jezus zich met Zijn leerlingen heeft teruggetrokken. Maar de menigte sluit zich bij Hem aan om naar Hem te luisteren en zich door Hem te laten genezen: Zijn woorden en handelingen genezen namelijk en geven hoop. Bij het vallen van de nacht, is de menigte er nog en de leerlingen, die praktisch ingesteld zijn, stellen Jezus voor hen weg te sturen zodat zij eten kunnen gaan kopen. Maar Hij antwoordt: “geeft gij hun maar te eten” (Mt. 14, 16). Stellen we ons het gezicht van de leerlingen voor! Jezus weet goed wat Hij gaat doen, maar Hij wil de houding van de leerlingen veranderen. Niet zeggen: stuur hen weg, dat ze hun plan trekken, dat ze zelf eten halen. Maar wel: wat biedt de Voorzienigheid ons dat we kunnen delen? Twee tegengestelde houdingen. De eerste is die van de praktische, doch niet edelmoedige mens. Maar Jezus denkt anders. Hij wil door deze situatie, Zijn vrienden van gisteren en vandaag opvoeden volgens de logica van God. En wat is die logica? Zich om de ander bekommeren, zich niet de handen wassen, de blik niet afwenden, nee .. de logica om voor de ander te zorgen. “Dat ze hun plan trekken” hoort niet tot het christelijk taalgebruik.
Eén van de Twaalf zegt onmiddellijk met zin voor de realiteit: “Wij hebben hier niet meer dan vijf broden en twee vissen” (Mt. 14, 17). En Jezus antwoordt: “Brengt die dan hier” (Mt. 14, 18). Hij neemt dit voedsel in Zijn handen, slaat de ogen ten hemel, spreekt de zegen uit, breekt het brood en begint het uit te delen aan de leerlingen zodat het ze op hun beurt kunnen uitdelen. En deze broden en vissen raken niet op, zij zijn voldoende en dienen voor duizenden mensen.
Door dit gebaar manifesteert Jezus Zijn macht, niet op een spectaculaire manier, maar als een gebaar van naastenliefde, van de edelmoedigheid van God de Vader voor Zijn vermoeide en noodlijdende kinderen. Hij is ondergedompeld in het leven van Zijn volk, Hij begrijpt zijn afmatting en beperkingen, en laat niemand teloorgaan of ontbreken: Hij voedt met Zijn Woord en geeft overvloedig eten om in leven te blijven.
Het medelijden, de tederheid die Jezus voor de menigte betoont, is geen sentimentaliteit, maar de concrete manifestatie van de liefde die zorgt voor de behoeften van de mensen. Wij zijn geroepen tot de tafel van de Eucharistie te naderen met die houding van Jezus: medelijden voor de behoeften van de anderen. Een woord dat in het Evangelie terugkeert telkens Jezus een probleem ziet, een ziekte, een menigte zonder eten: Hij heeft er medelijden mee. Medelijden is geen puur materieel gevoel. Echt medelijden is “lijden met”, de pijn van de ander op zich nemen.
Het zal ons misschien goed doen, ons vandaag de vraag te stellen: heb ik medelijden? Wanneer ik nieuws lees over de oorlog, de honger, de pandemie, over zo veel zaken, heb ik dan medelijden met de mensen? Heb ik medelijden met de mensen rondom mij? Kan ik met hen medelijden of kijk ik elders … dat ze hun plan trekken. Vergeten wij dat woord “medelijden” niet, het is vertrouwen in de Voorzienigheid van de liefdevolle Vader en betekent: moedig delen.
Moge de Allerheiligste Maagd Maria ons helpen de weg te gaan die de Heer ons in het Evangelie van vandaag toont. Het is de weg van broederlijkheid, essentieel om het hoofd te bieden aan de armoede en het leed van deze wereld. Een weg die ons verder doet kijken dan deze wereld, want het is een weg die vertrekt bij God en bij God terugkeert.