Terwijl wij dit alles met bezorgdheid en droefheid naar voren brengen, voelen wij ons door de herderlijke zorg van ons pauselijk ambt gedrongen, de hulp van de hemel af te smeken. Want de vrede, die "zulk een groot goed is, dat men ook onder de aardse en tijdelijke dingen het liefste daarover hoort spreken, het vurigst daarnaar verlangt en niets beters kan uitdenken"
H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 19, 11:PL 41, 637 moet gevraagd worden aan Hem, die "
de Vorst van de vrede" (
Jes. 9, 6) is. En omdat de Kerk in tijden van onzekerheid en angst steeds haar toevlucht heeft genomen tot haar machtige voorspreekster, haar Moeder Maria, willen ook wij onze en uw gedachten, eerbiedwaardige broeders, en die van alle christenen richten op haar; zij immers, zo zegt de heilige Ireneüs, "is een oorzaak van het heil geworden voor de gehele mensheid"
H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 3, 22: PG 7, 959. Niets achten wij zo nuttig en belangrijk als het smeekgebed van de gehele christengemeenschap tot de Moeder Gods, die wij aanroepen als de Koningin van de vrede, opdat zij ons in zoveel leed en angst overvloedig de gaven van haar moederlijke goedheid meedeelt. Wij wensen een dringend en aanhoudend gebed tot haar, die wij tijdens de viering van het tweede Vaticaans oecumenisch concilie, met instemming van de Vaders en van de katholieke wereld, hebben uitgeroepen tot Moeder, d.i. geestelijke Moeder, van de Kerk, waardoor wij een punt van de traditionele leer hebben bevestigd. De Moeder van de Verlosser is immers, zoals St. Augustinus leert, "zonder enige twijfel de Moeder van zijn ledematen".
H. Augustinus, Over de heilige maagdelijkheid, De sancta Virginitate. 6: PL 40, 399 Hetzelfde zegt, onder andere, de heilige Anselmus: "Is er een groter geluk denkbaar dan het geluk, dat gij de Moeder zijt van hen, van wie Christus de vader en de broeder heeft willen zijn?".
H. Anselmus van Canterbury, Oratio. 47:PL 158, 945 Reeds onze voorganger Leo XIII heeft Maria genoemd "de Moeder van de Kerk, in de meest ware zin van het woord".
Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de Rozenkrans, Adiutricem populi christiani (5 sept 1895) Niet tevergeefs stellen wij daarom ons vertrouwen op haar in de angsten van deze verwarde tijd.