Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
De gehoorzaamheid van het geloof leidt tot het aannemen van de waarheid van Christus' openbaring, waarvoor God, de Waarheid zelf, borg staat Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 144 : "Het geloof is een persoonlijke binding van de mens aan God en tegelijkertijd, daarvan niet te scheiden, vrije instemming met de hele door God geopenbaarde waarheid." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 150 Het geloof, dat "een geschenk van God" en "een door Hem ingestorte bovennatuurlijke deugd" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 153 is, leidt dus tot een dubbele instemming: met God, die openbaart, en met de Waarheid, die door hem geopenbaard is, krachtens het vertrouwen dat de openbarende Persoon geschonken wordt. Daarom moeten wij "aan niemand anders geloven dan aan God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest". Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 178
Daarom moet met beslistheid vastgehouden worden aan het onderscheid tussen het theologale geloof en de innerlijke overtuiging in de andere religies. Het geloof is de genadevolle aanneming van de geopenbaarde waarheid, die het toestaat, "in het inwendige van het mysterie binnen te gaan; het bevordert het inzicht in dit mysterie op aangepaste wijze". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 13 De innerlijke overtuiging in de andere religies is daarentegen die gezamenlijkheid van ervaringen en inzichten, die de menselijke schatten van de wijsheid en de religiositeit vormen, die de mens op zijn zoektocht naar de waarheid in zijn betrekking met het goddelijke en het absolute heeft verwezenlijkt.
Dit onderscheid wordt in de huidige discussie niet altijd voor ogen gehouden. Het theologale geloof, het aannemen van de door de ene en drievuldige God geopenbaarde waarheid, wordt daarom vaak gelijkgesteld met de innerlijke overtuiging in de andere religies, dus met een religieuze ervaring die nog op zoek is naar de absolute waarheid en waaraan de instemming met de zich openbarende God ontbreekt. Daarin schuilt één van de oorzaken voor de neiging de verschillen tussen het christendom en de andere godsdiensten af te vlakken, en soms zelfs op te heffen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 31-32