Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
Niet zelden doet men het voorstel in de theologie uitdrukkingen als "uniciteit", "universaliteit" of "absoluutheid" te vermijden, omdat daardoor de indruk zou ontstaan dat de betekenis en de waarde van het heilsgebeuren van Jezus Christus tegenover de andere religies op overdreven wijze benadrukt zou worden. In werkelijkheid drukken deze woorden alleen de trouw aan het openbaringsgoed uit, omdat zij voortkomen uit de geloofsbron zelf. Vanaf het begin heeft de gemeenschap van de gelovigen aan Jezus een heilsbetekenis toegekend, krachtens welke Hij alleen - als mens geworden, gekruisigde en opgestane Zoon van God - door de zending die Hij van de Vader heeft ontvangen, en in de kracht van de Heilige Geest het doel heeft, aan de hele mensheid en aan iedere mens de openbaring Vgl. Mt. 11, 27 en het goddelijk leven Vgl. Joh. 1, 12 Vgl. Joh. 5, 25-26 Vgl. Joh. 17, 2 te schenken. In deze zin kan en moet men zeggen dat Jezus Christus voor het menselijke geslacht en zijn geschiedenis een bijzondere en enige, slechts Hem eigen, uitsluitende, universele en absolute betekenis en belang heeft. Jezus is namelijk het Woord van God, dat voor het heil van allen mens is geworden. Het Tweede Vaticaans Concilie drukt dit geloofsbesef uit waar het leert: "Het Woord van God, waardoor alles is geschapen, is zelf mens geworden, zodat Het als de volmaakte mens allen kon redden en alles in zich recapituleren. De Heer is het doel van de mensengeschiedenis, het punt waarnaar alle verlangens van de geschiedenis en van de beschaving convergeren, het centrum van de mensheid, de vreugde van alle harten en de vervulling van hun verlangens. Hij is het die de Vader uit de doden deed opstaan, verhief en aan zijn rechterhand deed plaatsnemen, Hem aanstellend tot Rechter over levenden en doden." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 45. De noodzakelijke en absolute uniciteit en universaliteit van Christus in de menselijke geschiedenis wordt zeer treffend tot uitdrukking gebracht door de heilige Irenaëus in de beschouwing over het primaat van Jezus als de Eerstgeborene: "In de hemel stuurt en leidt het volmaakte Woord als de Eerstgeborene uit de gedachte van de Vader alle dingen; op de aarde is Hij als de Eerstgeborene van de Maagd de rechtvaardige en heilige, de Dienaar van God, aan God welgevallig, volmaakt in alles; doordat Hij allen die Hem volgen, uit het rijk van de dood redt, is Hij als de Eerstgeborene van de doden het Hoofd en de Bron van het goddelijk leven" (Demonstratio apostolica, 39: SC 406,138) "Het is juist deze unieke bijzonderheid van Christus, die Hem een absolute en universele betekenis verleent, waardoor Hij, terwijl Hij in de geschiedenis staat, het centrum en het doel van onze geschiedenis is: 'Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde' (Openb. 22, 13)." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 6