Joseph Kardinaal Ratzinger - 6 augustus 2000
Volgens een telkens weer opduikende theorie wordt ook de uniekheid en de universaliteit van het heilsmysterie van Jezus Christus geloochend. Deze opvatting heeft geen enkel bijbels fundament. Het hoort immers tot het blijvende geloofsgoed van de Kerk en het moet vast geloofd worden dat Jezus Christus, de Zoon van God, de Heer en enige Verlosser is, die door zijn menswording, zijn dood en zijn verrijzenis de heilsgeschiedenis, die in Hem haar volheid en haar middelpunt vindt, tot voltooiing heeft gebracht.
Dit wordt duidelijk door de getuigenissen van het Nieuwe Testament bevestigd: "De Vader heeft de Zoon gezonden als de Redder van de wereld" (1Joh. 4,14). "Ziet het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt" (Joh. 1, 29). Ter rechtvaardiging van de genezing, in de Naam van Jezus, van de man die vanaf zijn geboorte verlamd was Vgl. Hand. 3, 1-8 , verkondigt Petrus: "In geen ander is het heil te vinden. Want er is aan ons mensen geen andere naam onder de hemel gegeven, waardoor wij gered moeten worden" (Hand. 4, 12). Dezelfde apostel getuigt dat Jezus Christus "de Heer van allen" is, "de door God aangestelde Rechter over de levenden en de doden", om welke reden "ieder die in Hem gelooft, door zijn Naam de vergeving van de zonden ontvangt" (Hand. 10, 36.42.43).
Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: "Want al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in de hemel hetzij op aarde - en zulke goden en heren zijn er vele - toch hebben wij maar één God, de Vader. Uit hem komt alles voort en voor Hem zijn wij bestemd. En één Heer: Jezus Christus. Door Hem is alles er, en wij zijn er door Hem" (1 Kor. 8, 5-6). Ook de apostel Johannes bevestigt: "Zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn enige Zoon heeft geschonken, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden om de wereld te vonnissen, maar opdat de wereld door Hem gered wordt" (Joh. 3, 16-17). In het Nieuwe Testament wordt de universele heilswil van God nauw verbonden met het enige Middelaarschap van Christus: "Hij (God) wil dat alle mensen gered worden en tot kennis van de waarheid komen. Want: God is één, één ook Middelaar tussen God en de mensen: de mens Christus Jezus, die zich als losgeld heeft prijsgegeven voor allen" (1 Tim. 2, 4-6).
De eerste christenen waren zich bewust van deze unieke en universele, vanwege de Vader door Jezus Christus in de Geest aangeboden heilsgave. Ze wendden zich tot Israël en wezen op de voleinding van het heil, dat uitgaat boven de wet. Ze traden ook de toenmalige heidense wereld tegemoet, die door middel van een veelheid aan heil brengende goden naar verlossing streefde. Dit geloofsgoed heeft het Leergezag van de Kerk opnieuw gepresenteerd: "De Kerk gelooft dat Christus, voor allen gestorven en verrezen, door zijn Geest de mens licht en kracht kan verschaffen om aan zijn hoge roeping te beantwoorden; en dat in het ondermaanse aan de mensen geen andere naam gegeven is waardoor zij moeten worden gered. Tevens gelooft zij dat de sleutel, het centrum en de voltooiing van heel de geschiedenis van het mensdom te vinden zijn in haar Heer en Meester." Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10 Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 10, 32, 2: CCL 47, 312 waar de H. Augustinus schrijft dat buiten Christus, "de universele weg tot het heil (...), die het menselijke geslacht nooit ontbroken heeft (...) heeft niemand het heil verworven, verwerft niemand het en zal niemand het ooit verwerven"