Paus Pius IV - 13 november 1564
Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is. En in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God, vóór alle tijden geboren uit de Vader. God uit God, licht uit licht, ware God uit de Ware God, geboren niet geschapen één in wezen met de Vader, en door wie alles geschapen is. Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden. Hij werd voor ons gekruisigd. Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven. Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften. Hij is opgevaren ten hemel, zit aan de rechterhand van de Vader. Hij zal wederkomen in heerlijkheid, om te oordelen levenden en doden; en aan zijn rijk komt geen einde. Ik geloof in de heilige Geest, die Heer is en het leven geeft; die voortkomt uit de Vader en de Zoon; die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving van de zonden. Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk.
Amen.
Ik erken en keur goed ook de door de Kerk goedgekeurde riten die bij de plechtig toediening van alle bovengenoemde sacramenten worden gebruikt.
Ik belijd dat ook onder één van beide gedaanten de gehele volledige Christus en het ware sacrament wordt ontvangen.
Standvastig houd ik dat er een reinigingoord (purgatorium) is en dat daar de vastgehouden zielen door voorbeden van gelovigen worden geholpen; en eveneens dat men de heiligen die samen met Christus heersen, vereerd en aangeroepen moeten worden, en dat zij voor Gods aangezicht gebeden brengen voor ons en dat hun relikwieën vereerd moeten worden.
Vast verdedig ik dat men de afbeeldingen van Christus en van de Godsmoeder, altijd Maagd, als ook van de anderen heiligen moet bewaren en in ere houden en in hen de verschuldigde eer en verering moet bewijzen.
Ook bevestig ik dat de volmacht om aflaten te verlenen door Christus aan de Kerk is na gelaten en dat het gebruik van hen voor het christenvolk hoogst heilzaam is.
Ik erken dat de heilige katholieke, apostolische en roomse Kerk als Moeder en Lerares van alle kerken is; en ik beloof en zweer de roomse Bisschop, de opvolger van de zalige apostelenvorst Petrus en plaatsbekleder van Jezus Christus echte gehoorzaamheid
Vervolgens erken ik zonder twijfel en belijd ik al het overige dat door de heilige canones en Oecumenische Concilies en vooral wat door het hoogheilig Concilie van Trente {en door het oecumenische Vaticaans Concilie} is overgeleverd, gedefinieerd en verklaard werd {vooral alles wat betrekking heeft op het primaat en het onfeilbaar leerambt van de roomse bisschop}.
En alles wat aan dit alles tegengesteld is, zoals alle ketterijen die door de Kerk veroordeeld, verworpen en met de banvloek geslagen zijn, veroordeel, verwerp ik en sla ik eveneens met de banvloek.