H. Paus Johannes Paulus II - 5 oktober 1995
Dames en heren!
De vrijheid is de maat van de waardigheid en de grootheid van de mens. Het beleven van de vrijheid, die de individuele mensen en de volkeren zoeken, dat is een grote uitdaging voor de geestelijke groei van de mens en voor de morele levenskracht van de naties. Het kernprobleem waarmee wij ons allen vandaag bezig moeten houden, is, hoe wij met besef voor verantwoordelijkheid gebruik kunnen maken van de vrijheid, zowel in persoonlijk als in sociaal opzicht. Het is dus noodzakelijk dat onze overwegingen zich richten op de kwestie van de zedelijke structuur van de vrijheid, die de innerlijke architectuur vormt van de cultuur van de vrijheid. Vrijheid betekent niet simpelweg de afwezigheid van tirannie of onderdrukking, noch de toestemming om alles te doen en laten wat men wil. De vrijheid bezit een innerlijke 'logica', die haar kenmerkt en veredelt: de ordening van die logica is gericht op de waarheid en zij wordt werkelijkheid in het zoeken en in het doen van de waarheid. Als zij wordt losgemaakt van de waarheid van de menselijke persoon, vervalt zij in het leven van het individu tot bandeloosheid en in het politieke leven tot willekeur van de sterkeren en vermetelheid van de machthebbers. Daarom is, zonder op enigerlei wijze een beperking of een bedreiging van de vrijheid te willen zijn, de houding ten opzichte van de waarheid over de mens - een waarheid, die algemeen herkenbaar is door de ethische norm, die ons allen in het hart gegrift staat - in werkelijkheid de garantie voor de toekomst van de vrijheid.
Vaak gaan deze beide vormen van utilitarisme samen en dat is een verschijnsel, dat in grote mate de verhoudingen heeft gekenmerkt tussen het 'noorden' en het 'zuiden' van de wereld. Voor de ontwikkelingslanden ging het bereiken van de politieke onafhankelijkheid maar al te vaak gepaard met een daadwerkelijke situatie van economische afhankelijkheid van andere landen. Men moet benadrukken, dat in sommige gevallen de ontwikkelingsgebieden zelfs een stap terug hebben moeten doen, zodat enkele staten niet over de middelen beschikken om te voorzien in de wezenlijke behoeften van hun volkeren. Zulke situaties zijn in strijd met het geweten van de mensheid en vormen een geweldige uitdaging voor de familie van de mensheid. Het aannemen van die uitdaging vraagt vanzelfsprekend om veranderingen, zowel in de ontwikkelingslanden als in de op economisch gebied meer ontwikkelde landen. Wanneer de eerstgenoemde volledige garanties weten te bieden voor een goed gebruik van de hulpbronnen en -middelen en evenzo voor het respecteren van de mensenrechten, door waar nodig onrechtvaardige, corrupte en autoritaire regeringsvormen te vervangen door regeringsvormen van het democratische en inspraak duldende type - komt dan niet daadwerkelijk de beste civiele en economische energie van het eigen volk vrij? En moeten de reeds ontwikkelde landen van hun kant niet toegroeien naar houdingen, die afstand nemen van een puur utilitaristische logica en worden bepaald door een grotere rechtvaardigheid en solidariteit?
Ja, geachte dames en heren, op het internationale economische podium moet een ethiek van de solidariteit terrein winnen, wanneer men wil dat participatie, economische groei en een rechtvaardige verdeling van de goederen de toekomst van de mensheid moeten kenmerken. De internationale samenwerking, waarop het Handvest van de Verenigde Naties zich beroept" om internationale problemen van economische, sociale, culturele en humanitaire aard op te lossen" (art. 1.3), mag niet slechts gedacht worden in het kader van hulp en bijstand of zelfs vanuit het oogmerk om profijt te trekken uit de ter beschikking gestelde hulpbronnen. Wanneer miljoenen mensen armoede lijden - en dat betekent honger, ondervoeding, ziekte, analfabetisme en vernedering -, moeten wij ons niet alleen herinneren dat niemand het recht heeft iemand anders ten gunste van zichzelf uit te buiten, maar ook en vooral onze inzet vergroten voor die solidariteit, die het anderen mogelijk maakt, in de concrete economische en politieke omstandigheden die creativiteit aan de dag te leggen, die een kenmerkende eigenschap is van het menselijk individu en die de rijkdom van de naties mogelijk maakt.