COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK
(Soort document: Pauselijke Raad "Justitia et Pax")
26 oktober 2004
De Kerk, de gemeenschap van hen die door de verrezen Christus werden samengebracht en die besloten hebben om Hem te volgen, is “teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76.
Ze is “in Christus (...) als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1. Haar zending is dat van de verkondiging en de mededeling van het heil dat door Christus werd bewerkstelligd en dat Hij “het koninkrijk van God” (
Mc. 1, 15) noemt, dit wil zeggen: de gemeenschap met God en tussen de mensen. Het doel van het heil, het koninkrijk van God, omvat alle mensen en wordt volledig gerealiseerd voorbij de geschiedenis, in God. De Kerk heeft “de zending ontvangen om het koninkrijk van God en van Christus te verkondigen en bij alle volken te vestigen; en van dat rijk is zij op aarde de kiem en de aanvang”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 5.
De Kerk stelt zichzelf concreet ten dienste van het koninkrijk van God en dit bovenal door de verkondiging en de mededeling van het Evangelie van het heil en door het oprichten van nieuwe christelijke gemeenschappen. Bovendien dient de Kerk “tevens het Rijk door in de wereld de ‘evangelische waarden’ te verspreiden, die uitdrukking van het Rijk zijn en de mensen helpen om het plan van God te aanvaarden. Het is dus waar dat een begin van verwerkelijking van het Rijk zich ook buiten de grenzen van de Kerk in de gehele mensheid kan bevinden, voor zover deze leeft uit de ‘evangelische waarden’ en zich openstelt voor de werking van de heilige Geest, die blaast waarheen Hij wil
Vgl. Joh. 3, 8
. Men moet hieraan onmiddellijk toevoegen dat deze tijdelijke dimensie van het Rijk onvolledig is als zij niet georiënteerd is op het Rijk van Christus, dat in de Kerk aanwezig is en gericht is op de eschatologische volheid”
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 20. Hieruit volgt in het bijzonder dat
de Kerk niet mag worden verward met de politieke gemeenschap en dat zij niet gebonden is aan gelijk welk politiek systeem Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2245. De politieke gemeenschap en de Kerk zijn
autonoom en onafhankelijk van elkaar op hun eigen terrein en beide zijn, weliswaar op een verschillende manier, “dienstbaar aan de persoonlijke en maatschappelijke roeping van dezelfde mensen”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76. Men mag inderdaad stellen dat het onderscheid tussen religie en politiek en het principe van de godsdienstvrijheid specifieke verworvenheden van het christendom zijn die een groot historisch en cultureel belang bezitten.
Volgens Gods liefdesplan zoals gerealiseerd in Christus, heeft de identiteit en de zending van de Kerk in de wereld “een eschatologische heilsbestemming, die slechts in de toekomstige wereld volledig bereikt kan worden” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 40. Juist daarom levert de Kerk een originele en onvervangbare bijdrage met haar zorg om de mensenfamilie en haar geschiedenis meer menselijk te maken, wat haar ertoe aanzet om zichzelf op te werpen als schans tegen elke totalitaire verleiding door aan de mens zijn integrale en definitieve roeping te tonen Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2244.
Door haar prediking van het Evangelie, de genade van de sacramenten en de ervaring van de broederlijke gemeenschap, geneest en verheft de Kerk “de waardigheid van de menselijke persoon, verstevigt (zij) de banden van de menselijke gemeenschap en geeft (zij) aan de dagelijkse wereldlijke activiteiten van de mensen een diepere zin en betekenis” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 40. Daarom kan, op het niveau van de concrete historische dynamiek, de komst van het koninkrijk Gods nooit worden gevat vanuit een gedetermineerde en definitieve sociale, economische of politieke organisatie. De komst van het Koninkrijk Gods uit zich veeleer in de ontwikkeling van de menselijke socialiteit die voor de mensheid een zuurdeeg is voor het bereiken van heelheid, rechtvaardigheid en solidariteit, in openheid voor het Transcendente dat als een referentiepunt dient voor ieders eigen persoonlijke en definitieve vervulling.