26 oktober 2004
De gewetensvrijheid en de godsdienstvrijheid "betreffen de mens zowel individueel als sociaal" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2105. Het recht op godsdienstvrijheid moet in de juridische ordening van de maatschappij zo worden erkend dat het burgerrecht gaat worden Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 2 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2108, maar het is geen onbegrensd recht. De juiste grenzen van de uitoefening van de godsdienstvrijheid moeten voor elke sociale situatie afzonderlijk met politieke voorzichtigheid, volgens de eisen van het algemeen welzijn worden bepaald en door de burgerlijke overheid worden geratificeerd volgens juridische normen die in overeenstemming zijn met de objectieve morele orde. Deze normen zijn nodig "wil men de rechten van alle burgers en hun vreedzaam samen leven doeltreffend beveiligen, de eerzame openbare vrede, dat wil zeggen een geordend samen leven in echte rechtvaardigheid, voldoende behoeden en de openbare zedelijkheid op geëigende wijze behouden" 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 7 Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2109.