26 oktober 2004
De politieke gemeenschap ontspringt aan de natuur van de menselijke persoon, wier geweten de orde die God in al zijn schepselen heeft gegrift "openbaart en als te eerbiedigen voorhoudt" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963): "een morele orde gebaseerd op de godsdienst, die meer dan elke materiële waarde invloed uitoefent op de oriëntaties en de oplossingen van de problemen betreffende het leven van individu en gemeenschap, van de afzonderlijke staten en alle staten gezamenlijk" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961). Deze orde moet door de mensheid geleidelijk aan worden ontdekt en ontwikkeld. De politieke gemeenschap, een realiteit die inherent is aan de mensheid, bestaat om een doel te bereiken dat anders niet realiseerbaar zou zijn: de volledige groei van elk van haar leden, die worden geroepen om standvastig samen te werken voor het realiseren van het algemeen welzijn Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 74, onder de impuls van hun natuurlijke neiging tot het ware en het goede.
De politieke gemeenschap vindt in haar verwijzing naar het volk haar authentieke dimensie: zij "is en moet in werkelijkheid de organische en organiserende eenheid van een echt volk" Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1944 (fragmenten), Benignitas et humanitas (24 dec 1944) zijn. Het volk is geen amorfe eenheid, een inerte massa die men kan manipuleren en uitbuiten, maar een geheel van personen waarvan iedereen - "op zijn plaats en op de hem geëigende manier" Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1944 (fragmenten), Benignitas et humanitas (24 dec 1944) - de mogelijkheid heeft zich een mening te vormen over de publieke zaak en de vrijheid heeft om zijn politieke gezindheid te uiten en om deze te laten gelden in harmonie met het algemeen welzijn: "Het volk leeft van de volheid van het leven van de mensen die het samenstellen, waarvan iedereen (...) een persoon is die bewust is van zijn eigen verantwoordelijkheden en eigen overtuigingen". Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1944 (fragmenten), Benignitas et humanitas (24 dec 1944) Hoewel de leden van een politieke gemeenschap op een organische manier verenigd zijn als volk, behouden zij toch een onmiskenbare autonomie op het niveau van hun persoonlijk bestaan en van de na te streven doelen.
Wat op de eerste plaats een volk kenmerkt, is het delen van het leven en waarden, dat een bron van gemeenschap vormt op het spirituele en morele niveau: "De menselijke samenleving (...) moet dus op de eerste plaats als een geestelijke werkelijkheid gezien worden, waarin de mensen, in het licht van de waarheid, aan elkaar hun kennis meedelen, waarin zij hun rechten kunnen uitoefenen en hun plichten kunnen vervullen, gestimuleerd worden tot het nastreven van het zedelijk goede, samen op een edele wijze genieten van het schone in al zijn vormen, steeds bereid zijn aan anderen het beste van zichzelf mee te delen en verlangen de geestelijke waarden van anderen in zich op te nemen. Deze waarden geven bezieling en oriëntatie aan al het andere: aan de cultuur, het economisch leven, het maatschappelijk leven, de politieke evolutie en ordening, de wetgeving en alle andere elementen die de uiterlijke structuur uitmaken van de gemeenschap en de voortdurende ontwikkeling ervan bepalen". H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 36
Wat op de eerste plaats een volk kenmerkt, is het delen van het leven en waarden, dat een bron van gemeenschap vormt op het spirituele en morele niveau: "De menselijke samenleving (...) moet dus op de eerste plaats als een geestelijke werkelijkheid gezien worden, waarin de mensen, in het licht van de waarheid, aan elkaar hun kennis meedelen, waarin zij hun rechten kunnen uitoefenen en hun plichten kunnen vervullen, gestimuleerd worden tot het nastreven van het zedelijk goede, samen op een edele wijze genieten van het schone in al zijn vormen, steeds bereid zijn aan anderen het beste van zichzelf mee te delen en verlangen de geestelijke waarden van anderen in zich op te nemen. Deze waarden geven bezieling en oriëntatie aan al het andere: aan de cultuur, het economisch leven, het maatschappelijk leven, de politieke evolutie en ordening, de wetgeving en alle andere elementen die de uiterlijke structuur uitmaken van de gemeenschap en de voortdurende ontwikkeling ervan bepalen". H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 36
Met elk volk correspondeert gewoonlijk een natie, maar omwille van verschillende redenen vallen nationale grenzen niet altijd samen met etnische grenzen. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 75-77 Op die manier ontstaat het vraagstuk van de minderheden, dat historisch gezien de oorzaak is geweest van talrijke conflicten. Het magisterium bevestigt dat de minderheden groepen vormen met welomschreven rechten en plichten. Op de eerste plaats heeft een minderheid recht op bestaan: "Dit recht kan op verschillende manieren miskend worden, met inbegrip van de extreme situaties waarin haar het bestaan via openlijke of indirecte vormen van genocide wordt ontzegd". H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredesdag 1989, Om vrede te maken moet men respect hebben voor de minderheden (8 dec 1988), 5 Bovendien hebben minderheden het recht hun cultuur te behouden, met inbegrip van hun taal, en het recht om hun godsdienstige overtuigingen te bewaren, met inbegrip van het beoefenen van de cultus. In het gewettigd streven naar het doen respecteren van hun rechten, kunnen minderheden worden gedreven door het nastreven van een grotere autonomie of zelfs van onafhankelijkheid; in dergelijke delicate omstandigheden vormen dialoog en onderhandeling de aangewezen weg om vrede te bewerkstelligen. In elk geval is het nemen van toevlucht tot terrorisme onverdedigbaar en het brengt schade toe aan de zaak die wordt beoogd. Minderheden zijn ook gebonden aan plichten, op de eerste plaats het nastreven van het algemeen welzijn van de staat waarin zij leven. In het bijzonder "heeft een minderheidsgroep de plicht om de vrijheid en de waardigheid van al zijn leden te bewerkstelligen en om de beslissing van iedereen te respecteren, zelfs indien iemand zou beslissen om de cultuur van de meerderheid over te nemen". H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredesdag 1989, Om vrede te maken moet men respect hebben voor de minderheden (8 dec 1988), 11