26 oktober 2004
COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK | |||
► | DEEL 2 | ||
► | Het economische leven | ||
► | Economische instituties in dienst van de mens | ||
► | Sparen en consumptie |
De consumenten, die dikwijls beschikken over brede marges van koopkracht, veel meer dan het zuivere bestaansniveau, oefenen een significante invloed uit op de economische realiteiten door hun vrije keuzebeslissingen tussen verbruiken en sparen. In feite ligt de mogelijkheid om de keuzes van het economisch systeem te beïnvloeden, in handen van hen die moeten beslissen waar zij hun financiële middelen zullen onderbrengen. Vandaag is het meer dan in het verleden mogelijk om de beschikbare opties niet alleen te evalueren op basis van de verwachte winst en het relatieve risico, maar op basis van een waardeoordeel over de investeringsprojecten die met deze middelen zouden worden gefinancierd, in het bewustzijn dat "de keuze om liever op de ene plaats te investeren dan op de andere, liever in de ene productiesector dan in de andere, steeds een morele en culturele keuze is". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 36
Het gebruik van de koopkracht moet gebeuren in de context van de morele eisen van de rechtvaardigheid en in het kader van de solidariteit en van precieze sociale verantwoordelijkheden. Men mag nooit "de plicht van de liefde, dit wil zeggen de plicht om met het eigen 'overtollige' en soms ook met het eigen 'noodzakelijke' te helpen en te geven wat onmisbaar is voor het leven van de arme" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 36, vergeten. Deze verantwoordelijkheid geeft aan de consumenten de mogelijkheid om, dankzij de grotere circulatie van informatie, het gedrag van de producenten te oriënteren via het laten blijken van voorkeuren - individueel en collectief - voor de producten van bepaalde bedrijven boven producten van andere bedrijven, door niet alleen rekening te houden met de prijs en de kwaliteit maar ook met de aanwezigheid van rechtvaardige arbeidsomstandigheden in het bedrijf evenals met de graad van bescherming van het omringend natuurlijk milieu.
Het fenomeen van de consumptiemaatschappij houdt veeleer een niet aflatende oriëntatie naar het "hebben" dan naar het "zijn" in. Dit belemmert "de criteria die het mogelijk maken op correcte wijze de nieuwe en hogere vormen van bevrediging van de menselijke behoeften te onderscheiden van de nieuwe kunstmatige behoeften die de vorming van een rijpe persoonlijkheid belemmeren" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 36. Om dit fenomeen te bestrijden, is het noodzakelijk om "levensstijlen [te vormen] waarin het zoeken van het ware, het schone en het goede en de gemeenschap met andere mensen voor een gezamenlijke groei de elementen zijn die de keuze van het verbruik, het sparen en de investering bepalen" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 36. Het kan niet worden ontkend dat levenswijzen significant worden beïnvloed door verschillende sociale contexten. Daarom moet de culturele uitdaging die heden door de consumptiemaatschappij wordt gesteld, met des te meer beslistheid worden beantwoord, zeker wanneer men rekening houdt met de toekomstige generaties die het risico lopen om te moeten leven in een natuurlijke omgeving die geplunderd werd door een buitensporig en wanordelijk consumptisme. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 37