
26 oktober 2004
De erfgename van de hoop van de rechtvaardigen in Israël en de eerste onder de leerlingen van Jezus Christus, is Maria, zijn moeder. Door haar “fiat” aan het plan van Gods liefde Vgl. Lc. 1, 38 , aanvaardt zij, in de naam van de ganse mensheid, in de geschiedenis de gezondene door de Vader, de redder van de mensheid. In haar Magnificat verkondigt zij de komst van het heilsmysterie, de komst van de “Messias van de armen” Vgl. Jes. 11, 4 Vgl. Jes. 61, 1 . De God van het verbond, die door de Maagd van Nazareth in een lied wordt bejubeld, is Hij die de machthebbers van hun troon stoot en die de vernederden verheft, die de hongerigen overlaadt met het beste en die rijken met lege handen wegstuurt, die hen die zich verheven wanen uiteen slaat en die barmhartigheid betoont aan wie Hem eerbiedigt Vgl. Lc. 1, 50-53 .
Door te kijken naar het hart van Maria en naar de diepte van haar geloof dat uitgedrukt wordt in de woorden van het Magnificat, worden de leerlingen van Christus opgeroepen om steeds beter in zichzelf “het bewustzijn (te hernieuwen) dat de waarheid over God die redt, over God die de bron van iedere schenking is, niet kan worden gescheiden van het betonen van zijn voorliefde voor de armen en de geringen, die bezongen wordt in het Magnificat en vervolgens een uitdrukking heeft gevonden in de woorden en de daden van Jezus” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 37. Maria is volledig afhankelijk van God en door de vurigheid van haar geloof volledig naar Hem gericht. Ze is “de meest volmaakte icoon van de vrijheid en van de bevrijding van de mensheid en van het universum” Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 97.