26 oktober 2004
De onmiddellijke doelstelling van de sociale leer van de Kerk is het voorstellen van de grondbeginselen en waarden die een maatschappij kunnen ondersteunen die de menselijke persoon waardig is. Van deze grondbeginselen behelst de solidariteit in zekere zin alle andere. Zij vertegenwoordigt “één van de grondbeginselen (...) van de christelijke opvatting over de politieke en sociale organisatie” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 10.
Dit principe wordt verlicht door het primaatschap van de liefde, “het distinctief van de leerlingen van Christus Vgl. Joh. 13, 35
” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 40. Jezus leert ons dat “de fundamentele wet van de menselijke volmaaktheid, en dus van de omvorming van de wereld, het nieuwe gebod van de liefde is” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 826 Vgl. Mt. 22, 40
Vgl. Joh. 15, 12
Vgl. Kol. 3, 14
Vgl. Jak. 2, 8
. Persoonlijk gedrag is ten volle menselijk wanneer het voortkomt uit liefde, wanneer het liefde betoont en gericht is op liefde. Deze waarheid geldt ook in de sociale sfeer: christenen moeten diep overtuigde getuigen hiervan zijn, en zij moeten met hun leven tonen dat de liefde de enige kracht is Vgl. 1 Kor. 12, 31
Vgl. 1 Kor. 14, 1
die kan leiden tot persoonlijke en sociale volmaaktheid en die de maatschappij kan oriënteren in de richting van het goede.