Het geloof in God en in Jezus Christus verlicht de morele principes die “het enige en onvervangbare fundament zijn van die stabiliteit en rust, van die interne en externe orde, privaat en publiek, die alleen de voorspoed van de staten kan genereren en vrijwaren”
Paus Pius XII, Encycliek, Over de eenheid van de menselijke maatschappij, Summi Pontificatus (20 okt 1939), 27. Het maatschappelijke leven moet gegrondvest zijn op het goddelijke plan omdat “de theologische dimensie nodig blijkt om de actuele problemen van de menselijke samenleving te interpreteren en op te lossen”
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 55. Geconfronteerd met ernstige vormen van uitbuiting en sociale onrechtvaardigheid, doet zich “op steeds uitgebreidere schaal en steeds dringender de
behoefte gevoelen aan een
radicale persoonlijke en maatschappelijke
vernieuwing, die in staat is recht, solidariteit, eerlijkheid en doorzichtigheid te garanderen. Het is zeker een lange en moeizame weg die moet worden afgelegd: talrijk en immens zijn de krachtinspanningen die men zich moet getroosten om een dergelijke vernieuwing te realiseren, ook al door de grote verscheidenheid en de ernst van de oorzaken die de situaties van onrecht die heden ten dage in de wereld bestaan, veroorzaken en voeden. Maar, zoals de geschiedenis en de ervaring van ieder leren, is het niet moeilijk te ontdekken dat aan deze situaties puur ‘culturele’ oorzaken ten grondslag liggen, dat wil zeggen, oorzaken die verband houden met bepaalde visies op de mens, de maatschappij en de wereld. In werkelijkheid staat het
morele gevoel, dat op zijn beurt weer gebaseerd is op en zijn vervulling vindt in het
religieus gevoel, centraal in het
culturele vraagstuk”
H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 98 H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 24. Wat het “sociale vraagstuk betreft” mogen we ons niet laten verleiden door “een naïef perspectief dat er een magische formule zou bestaan tegenover de grote uitdagingen van onze tijd. Neen, geen formule zal ons redden, maar een Persoon en de zekerheid die ze in ons hart legt:
Ik ben met u! Het gaat er dan niet om een ‘nieuw programma’ te ontwerpen. Het programma is er reeds; het programma dat gebaseerd is op het Evangelie en de levende traditie. Uiteindelijk is het gericht op Christus zelf: Hem dienen we te kennen, te beminnen, na te volgen om in Hem het drie-ene leven te beleven en om met Hem de geschiedenis om te vormen tot aan de voltooiing in het hemelse Jeruzalem”
H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 29.