26 oktober 2004
Bovenal moet de pastorale activiteit van de Kerk in de sociale sfeer getuigen van de waarheid omtrent de menselijke persoon. De christelijke antropologie laat een onderscheiding van de sociale problemen toe die nooit een adequate oplossing zullen krijgen indien de transcendentie van de menselijke persoon, die volledig werd geopenbaard in het geloof, niet wordt beschermd. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76 De sociale actie van christenen moet worden geïnspireerd door het fundamentele principe van de centraliteit van de menselijke persoon. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 220 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 54 De noodzaak om de integrale identiteit van de menselijke persoon te bevorderen, zet christenen ertoe aan om die eminente waarden, die elke goed geordende en vruchtbare maatschappij regeren, voorop te stellen: waarheid, rechtvaardigheid, liefde en vrijheid. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 35-36 De pastorale activiteit in de sociale sfeer moet trachten te verzekeren dat de vernieuwing van het openbare leven gekoppeld wordt aan een effectief respect voor deze waarden. Op die manier richt de Kerk zich, dankzij haar veelvormig evangelische getuigenis, zich op de bevordering van het bewustzijn van het welzijn van elke persoon en van allen als een onbegrensde bron van ontwikkeling van elk aspect van het maatschappelijke leven.