• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De permanente principes van de sociale leer van de Kerk Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Richtlijnen voor de studie en het onderricht van de sociale leer van de Kerk bij de vorming van priesters (30 dec 1988), 29-38. t.m. 42vormen het echte hart van de katholieke sociale leer. Concreet gaat het over het principe van de waardigheid van de menselijke persoon, dat reeds werd behandeld in het vorige hoofdstuk en dat de basis vormt voor al de andere principes en de inhoud van de sociale leer van de Kerk Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 220; het principe van het algemeen welzijn; het principe van de subsidiariteit en het principe van de solidariteit. Deze principes, die de uitdrukking zijn van de volledige waarheid omtrent de mens en die worden gekend door geloof en rede, zijn geboren uit “de confrontatie van de boodschap van het Evangelie en zijn eisen, die samengevat zijn in het hoogste gebod van de liefde tot God en tot de naaste in gerechtigheid, met de problemen die voortkomen uit het sociale leven” Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 72. In de loop van de geschiedenis en met behulp van het licht van de Geest, heeft de Kerk wijselijk nagedacht binnen haar eigen geloofstraditie en is ze in staat geweest om zelfs een nog meer accuraat fundament en vorm te geven aan deze principes, door hen progressief uiteen te zetten in de poging om op een samenhangende manier een antwoord te formuleren op de vragen van de tijd en op de voortdurende ontwikkelingen van het sociale leven.
Dit zijn principes met een algemeen en een fundamenteel karakter, aangezien zij betrekking hebben op de sociale realiteit in haar geheel: gaande van interpersoonlijke relaties gekenmerkt door hun nabijheid en onmiddellijkheid tot relaties begunstigd door politiek, economie en recht of van relaties tussen gemeenschappen en groepen tot relaties tussen volken en naties. Omwille van hun permanentie in de tijd en omwille van hun universele betekenis, stelt de Kerk hen voor als de voornaamste en fundamentele referentiële parameters voor het interpreteren en beoordelen van sociale fenomenen, wat de noodzakelijke bron vormt voor het opstellen van criteria voor het onderscheiden en richten van de sociale actie in gelijk welk domein.

De principes van de sociale leer van de Kerk moeten worden gewaardeerd in hun eenheid, verwevenheid en articulatie. Deze vereiste vindt haar grondslag in de betekenis die de Kerk zelf toeschrijft aan haar sociale leer, namelijk als een eengemaakt leerstellig “corpus” dat de sociale realiteiten op een systematische manier interpreteert Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 1
. De aandacht die men verleent aan elk van deze principes in hun eigen specificiteit, mag niet leiden tot het gebruik ervan op een partiële of op een foutieve manier, wat het geval zou zijn indien men ze los en gescheiden van alle andere principes zou inroepen. Een diepgaand theoretisch verstaan en de actuele toepassing van zelfs maar één van deze sociale principes toont zonneklaar het wederzijdse karakter, de complementariteit en de banden die hen structureren. Deze fundamentele principes van de sociale leer van de Kerk vertegenwoordigen bovendien veel meer dan een louter permanent patrimonium ter reflectie — wat eveneens behoort tot de kern van de christelijke boodschap —, omdat zij voor allen de mogelijke wegen aangeven om een goed en authentiek vernieuwd sociaal leven op te bouwen Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Richtlijnen voor de studie en het onderricht van de sociale leer van de Kerk bij de vorming van priesters (30 dec 1988), 47.

De principes van de sociale leer vormen in hun geheel de eerste articulatie van de waarheid omtrent de maatschappij, waardoor elk geweten wordt uitgedaagd en uitgenodigd om, in vrijheid en in volledige medeverantwoordelijkheid met alle mensen en ten opzichte van alle mensen zonder onderscheid, te interageren met elk ander geweten. De mens kan immers de vraag naar de waarheid en de betekenis van het sociale leven niet ontwijken, voor zover de maatschappij een realiteit is die niet vreemd is aan zijn wezen.

Deze principes hebben een diepe morele betekenis omdat zij verwijzen naar de ultieme fundamenten die het sociale leven organiseren. Om hen volledig te kunnen verstaan, is het noodzakelijk om in overeenstemming met hen te handelen, door de weg van ontwikkeling te volgen die zij aanwijzen voor een menswaardig leven. De ethische eis die inherent is aan deze grote sociale principes, houdt tegelijk verband met het persoonlijk gedrag van individuen - zij zijn immers de eerste en onvervangbare verantwoordelijke subjecten van het sociale leven op elk niveau - en met de instituties die worden vertegenwoordigd door wetten, traditionele normen en burgerlijke structuren, omwille van hun capaciteit om de keuzes van veel mensen voor lange tijd te beïnvloeden en te bepalen. In feite brengen deze principes in herinnering dat de oorsprong van een maatschappij die bestaat in de geschiedenis, teruggevonden wordt in de vervlechting van de vrijheden van alle personen die in de maatschappij met elkaar interageren, en die door hun keuzes tot haar opbouw of verarming bijdragen.

Uit de waardigheid, de eenheid en de gelijkheid van alle mensen vloeit het principe van het algemeen welzijn voort, waar elk aspect van het sociale leven zich naar moet richten indien het zijn diepste betekenis wil bereiken. In zijn primaire en algemeen aanvaarde betekenis duidt het algemeen welzijn op “het totaal van die sociale voorwaarden, waardoor zowel groepen als enkelingen hun eigen volmaaktheid vollediger en vlugger kunnen bereiken” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 26 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1905-1912 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 56 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 65 Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 46.

Het algemeen welzijn bestaat niet uit de eenvoudige optelsom van het particulier welzijn van elk subject van een sociaal lichaam. Als bezit van allen en van iedereen, is en blijft het “algemeen”, omdat het ondeelbaar is en enkel samen kan bereikt en vergroot en bewaard worden, ook met het oog op de toekomst. Net zoals het moreel handelen van een individu wordt gerealiseerd in het doen van het goede, komt het sociaal handelen tot volle wasdom door het algemeen welzijn tot stand te brengen. Het algemeen welzijn kan in feite worden begrepen als de sociale en gemeenschappelijke dimensie van wat moreel goed is.

Een maatschappij die op alle niveaus waarlijk wenst zich ten dienste te blijven stellen van het menselijk wezen, legt het algemeen welzijn - het welzijn van alle mensen en van de ganse persoon - als haar eerste doel vast Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1912. De persoon kan zijn eigen verwerkelijking niet alleen in zichzelf vinden, dit wil zeggen los van het feit dat hij bestaat “met” anderen en “voor” anderen. Deze waarheid vereist niet gewoon een samenleven op de verschillende niveaus van het relationele en sociale leven, maar wel dat de mens onophoudelijk op zoek gaat - in de concrete praxis en niet louter op het vlak van de ideeën - naar het goede, dit wil zeggen de betekenis en de waarheid die worden gevonden in bestaande vormen van sociaal leven. Geen enkele uitdrukking van het sociaal-zijn - van het gezin tot de intermediaire sociale groepen, verenigingen, ondernemingen van economische aard, steden, streken, staten, tot en met de gemeenschap van volken en naties - kan ontsnappen aan het vraagstuk van het algemeen welzijn, dat constitutief is voor haar betekenis en de authentieke reden vormt voor haar bestaan Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 64.
De eisen van het algemeen welzijn zijn afhankelijk van de sociale condities van elke historische periode en zijn nauw verbonden met het respect voor en de integrale bevordering van de persoon en van zijn fundamentele rechten Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1907. Deze eisen houden op de eerste plaats het engagement voor de vrede in, de organisatie van de machten van de Staat, een degelijk juridisch systeem, de bescherming van het milieu, het voorzien van de basisdiensten aan alle personen, waarvan sommige vallen onder de mensenrechten: voedsel, woning, werkgelegenheid, opvoeding en toegang tot cultuur, transport, gezondheid, vrije circulatie van informatie en bescherming van de godsdienstvrijheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 26. Ook mag men de bijdrage niet vergeten die elke natie verplicht is te leveren voor een waarachtige wereldwijde samenwerking met het oog op het algemeen welzijn van de ganse mensheid en eveneens van toekomstige generaties Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 79.

Het algemeen welzijn verplicht daarom alle leden van de maatschappij; niemand is ontslagen van medewerking — volgens zijn eigen mogelijkheden — aan de realisatie en aan de ontwikkeling van dit welzijn Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961) Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 46 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1913. Het algemeen welzijn moet in zijn totaliteit worden gediend; niet volgens reductionistische visies die ondergeschikt zijn aan de voordelen van bepaalde mensen, maar vertrekkend van een logica die gericht is op het opnemen van een zo groot mogelijke verantwoordelijkheid. Het algemeen welzijn vloeit voort uit de hoogste menselijke neigingen H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 94, a. 2: Ed. Leon. 7, 170: De heilige Heilige Thomas van Aquino plaatst de "kennis van de waarheid omtrent God" en het "leven in de gemeenschap" bij het hoogste en meest specifieke niveau van "inclinationes naturales" van de mens "Secundum igitur ordinem inclinationum naturalium est ordo praeceptorum legis naturae (...) Tertio modo inest homini inclinatio ad bonum secundum naturam rationis, quae est sibi propria; sicut homo habet naturalem inclinationem ad hoc quod veritatem cognoscat de Deo, et ad hoc quod in societate vivat", maar het is een moeilijk te realiseren goed omdat het de onophoudelijke vaardigheid en inspanning vereist om het welzijn van anderen na te streven alsof het om het eigen welzijn ging.

Ook hebben allen het recht om te genieten van de condities van het sociale leven die voortkomen uit de zoektocht naar het algemeen welzijn. Het onderricht van Pius XI blijft zeer actueel: “de verdeling van de geschapen goederen is, zoals elk schrander mens kan zien, heden onderhevig aan ernstige ontregelingen die te wijten zijn aan de grote ongelijkheid tussen een handvol extreem rijken en de ontelbare behoeftigen. Die verdeling moet ervoor zorgen dat iedereen krijgt wat hem toekomt en beantwoorden aan de eisen van het algemeen welzijn en aan de normen van de sociale rechtvaardigheid.” Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 137.

De verantwoordelijkheid voor het streven naar het algemeen welzijn, is niet alleen een zaak van individuen maar ook van de Staat, aangezien het algemeen welzijn de bestaansreden zelf is van het politieke gezag Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1910. Aan de burgerlijke maatschappij, waarvan de staat de uitdrukking is, moet de staat immers de samenhang, de eenheid en de organisatie garanderen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 74 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 17 zodat het algemeen welzijn kan worden nagestreefd met de hulp van elke burger. De individuele persoon, het gezin of de intermediaire groepen zijn niet in staat om op eigen kracht hun volle ontwikkeling te bereiken. Vandaar de noodzaak van politieke instellingen die als doel hebben om aan de personen de noodzakelijke goederen — materiële, culturele, morele, spirituele — ter beschikking te stellen om een waarlijk menselijk leven te leiden. Het doel van het sociale leven is het historisch realiseerbare algemeen welzijn Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891) Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Op het Hoogfeest van Pinksteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum Novarum, La Solennità (1 juni 1941), 10.
Om het algemeen welzijn te garanderen, heeft de regering van elk land de specifieke plicht om de verschillende sectoriële belangen op een rechtvaardige manier te harmoniseren Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1908. De juiste verzoening van het particulier welzijn van groepen en individuen is één van de meest delicate functies van de publieke autoriteiten. Bovendien mag men niet uit het oog verliezen dat in de democratische staat, waar beslissingen doorgaans door de meerderheid van de door het volk gekozen vertegenwoordigers worden genomen, de verantwoordelijken voor het bestuur het algemeen welzijn van hun land moeten interpreteren niet alleen in overeenstemming met de oriëntaties van de meerderheid maar ook in het perspectief van het effectief welzijn van alle leden van de gemeenschap, inclusief van de minderheid.

Document

Naam: COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK
Soort: Pauselijke Raad "Justitia et Pax"
Datum: 26 oktober 2004
Copyrights: © 2004, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: vatican.va, Stg. InterKerk, katholiekgezin.nl
Bewerkt: 11 mei 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test