H. Paus Paulus VI - 30 juni 1968
Juist deze godsliefde echter leidt ertoe, dat de Kerk zich voortdurend en intens bezighoudt met het echte tijdelijke welzijn van de mensen. Terwijl ze haar kinderen er steeds weer aan herinnert, dat ze hier beneden geen vaste woonplaats hebben, blijft ze erop aandringen, dat ieder naar eigen levensroeping en naar beste vermogen bijdraagt tot het welzijn van zijn 'aardse stad': zich inspant voor rechtvaardigheid, vrede en broederschap tussen de mensen onderling; gul is met bijstand voor de naasten, de armsten allereerst en de meest behoeftigen.