H. Paus Paulus VI - 30 juni 1968
Wij geloven, dat onze Heer Jezus Christus ons door zijn kruisoffer heeft vrijgekocht van de erfzonde en van alle persoonlijke zonden die elk van ons heeft bedreven. Zo is dus, naar het woord van Paulus, 'waar de zonde gewoekerd had, de genade tot nog rijker vrucht' gaan gedijen. Vgl. Rom. 5, 20
Wij geloven in één enkel Doopsel, door Christus ingesteld tot vergeving van de zonden. Dit doopsel moet ook worden toegediend aan kinderen die nog geen enkele persoonlijke zonden hebben kunnen bedrijven. Bij hun geboorte zijn ze immers verstoken van de bovennatuurlijke genade en moeten dus worden herboren tot het goddelijk leven in Christus 'door water en Heilige Geest'. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 4
Tenslotte wordt zij voortdurend bijgestaan door de Heilige Geest. Zo heeft de Kerk de zending van bewaarster, leermeesteres, vertolkster en verkondigster van de waarheid die God nog enigszins verhuld heeft geopenbaard door de profeten en in haar volheid door de Heer Jezus.
Wij geloven al wat er vervat ligt in Gods woord, schriftelijk of overgeleverd, en wat de Kerk ons als goddelijke openbaring te geloven voorhoudt, hetzij door een plechtige uitspraak hetzij door haar gewone, universele lering. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 13 Wij geloven in de onfeilbaarheid die Petrus' opvolger geniet, wanneer hij ex cathedra optreedt als opperherder en leraar van alle gelovigen, Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 25 en die ook ten deel valt aan het bisschoppencollege, wanneer dit met hem het opperste leergezag uitoefent. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25
Wij geloven, dat de Kerk, die door Christus is gesticht en voor welke Hij heeft gebeden, onverbrekelijk één is in haar geloof, haar eredienst en haar band van hiërarchische gemeenschap. De bonte rijkdom binnen de Kerk aan liturgische riten, de verscheidenheid aan erkende scholen van godgeleerdheid en spiritualiteit alsook aan particuliere vormen van kerkorde doen geenszins afbreuk aan de eenheid van de Kerk, integendeel: zij stellen die nog scherper in het licht. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de Oosterse Kerken, Orientalium Ecclesiarum (21 nov 1964), 2.3.5.6