Franjo Kardinaal Seper - 5 mei 1980
In onze tijden is het van groot belang dat het ogenblik van de dood de waardigheid van de menselijke persoon en de christelijke betekenis van het leven intact laat, doordat men zich hoedt voor een zekere 'vertechnisering', zoals men dat noemt, die het gevaar voor misbruik met zich brengt. En inderdaad zijn er mensen die spreken van 'het recht op de dood', door welke zegswijze niet wordt verstaan het recht van iemand om zichzelf de dood toe te brengen door eigen of andermans toedoen, zoals dat hemzelf goeddunkt, maar het recht om in alle rust te sterven, met behoud van de menselijke en christelijke waardigheid. Als men het zo beschouwt, kan het aanwenden van de geneeskunde soms bepaalde kwesties oproepen.
In meerdere gevallen kan het voorkomen dat de stand van zaken zo ingewikkeld is, dat er twijfels ontstaan over de manier waarop de beginselen van de moraalleer in praktijk moeten worden gebracht. De beslissingen die genomen moeten worden, behoren op slot van rekening tot een oordeel van het geweten, hetzij van de zieke zelf, hetzij van hen die wettelijk in diens naam optreden, hetzij ook van de artsen, die allen zowel de voorschriften van de moraal als de veelvuldige aspecten van de zaak voor ogen moeten houden.
Het is de plicht van eenieder te zorgen voor zijn gezondheid en de maatregelen te nemen dat aan hem de nodige zorgen worden besteed. Degenen echter aan wie de zorg voor de zieken is toevertrouwd, moeten nauwgezet hun best doen en de geneesmiddelen verschaffen die volgens hen nodig of nuttig zijn.
Moeten dus in alle omstandigheden alle middelen worden beproefd?
Niet zo lang geleden antwoordden de beoefenaars van de moraalleer dat men nooit kan worden verplicht tot het gebruik van 'buitengewone' middelen. Een dergelijk antwoord, dat als beginsel nog steeds geldig is, lijkt vandaag misschien minder duidelijk, zowel wegens de weinig bepaalde manier van spreken, alsook wegens de snelle vorderingen in de geneeskunde. Vandaar dat sommigen liever willen spreken van 'evenredige' en 'niet evenredige' middelen. Hoe het ook zij, de juiste waardering van de geneeskunst kan slechts plaats hebben, wanneer het soort geneeskunde, de moeilijkheden ervan, de graad van gevaren en de nodige onkosten, alsook de mogelijkheid die geneeswijze toe te passen, worden vergeleken met het effect dat men ermee hoopt te bereiken, rekening houdend met de toestand van de zieke en met zijn lichamelijke en geestelijke krachten. Om deze beginselen gemakkelijker in concreto te kunnen toepassen, kan het goed zijn de volgende nauwkeuriger uiteenzettingen in het oog te houden: