Franjo Kardinaal Seper - 5 mei 1980
Om de kwestie van de euthanasie nauwkeurig te behandelen moeten we eerst de betekenis van de woorden nauwkeurig uiteenzetten.
Wat de etymologie betreft betekende euthanasie bij de antieken een zachte dood, zonder hevige pijnen. Tegenwoordig wordt niet meer op die oorspronkelijke betekenis van het woord gelet, maar duidt het woord op een medische ingreep waardoor de pijnen van de ziekte of de doodstrijd worden verminderd, hoewel soms met het risico het leven voortijdig af te breken. Tenslotte wordt het woord in meer strikte zin opgevat, zodat het begrip ervan inhoudt: de dood toebrengen uit medelijden, met de bedoeling dat de laatste pijnen totaal worden weggenomen of dat bij abnormale kinderen, ongeneeslijk zieken of zwakzinnigen een verlenging van een ongelukkig leven, misschien voor meerdere jaren, wat een te zware last zou zijn voor het gezin of de gemeenschap, wordt vermeden.
Het is derhalve noodzakelijk dat duidelijk blijkt, welke inhoud aan het woord euthanasie in dit document wordt toebedeeld.
Met het woord euthanasie wordt bedoeld een handeling of een nalaten die van nature of volgens de bedoeling de dood veroorzaakt, om daardoor een einde te maken aan iedere pijn. De euthanasie ligt dus in de bedoeling van de wil en in de manier van handelen.
Er moet echter opnieuw uitdrukkelijk op gewezen worden dat volstrekt niemand op enigerlei wijze kan toestaan dat een onschuldig menselijk wezen wordt gedood, of het nu een foetus is of een embryo, een kind of een volwassene, een bejaarde, ongeneeslijke zieke of iemand die in doodstrijd verkeert. Bovendien is het niemand geoorloofd deze dodelijke handeling voor zichzelf of voor een ander, die aan zijn verantwoordelijkheid is toevertrouwd, te zoeken, ja mag er zelfs noch expliciet noch impliciet mee instemmen. En geen gezag mag hem wettelijk opleggen of toestaan. Want het gaat hierbij om een schending van de goddelijke wet, een aanslag op de waardigheid van de menselijke persoon, om een misdaad tegen het leven, een misdrijf tegen de mensheid. Het kan voorkomen dat wegens langdurige en bijna ondraaglijke pijnen, om redenen van psychologische aard of anderszins, sommige mensen tot de overtuiging komen dat zij rechtmatig de dood voor zichzelf kunnen vragen of anderen kunnen toebrengen. Ofschoon in die gevallen de schuld van een mens verkleind kan worden of zelfs helemaal weggenomen, het blijft niettemin een vals oordeel, waarin het geweten, misschien te goeder trouw, terecht komt en dat de aard van deze dodelijke handeling welke op zich altijd te verwerpen is, niet verandert. Ook de dringende smeekbeden van zeer ernstig zieken, die soms om de dood verzoeken, moeten niet begrepen worden als betekenden ze een echte wil tot euthanasie; want bijna altijd gaat het om angstige verzoeken om hulp en liefde. Behalve medische zorg heeft de zieke liefde nodig, hartelijke menselijke en bovennatuurlijke genegenheid, waarmee alle omstaanders, ouders en kinderen, medici en verpleegkundigen hem moeten en kunnen bejegenen.