H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1996
”De liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14). De leden van ieder instituut zouden dit de apostel moeten kunnen nazeggen, want het is de zending van het godgewijde leven overal op aarde te arbeiden om het Rijk van Christus te vestigen en uit te breiden, door overal het evangelie te verkondigen, zelfs in de meest afgelegen streken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 44
Inderdaad bewijst de missiegeschiedenis hoeveel zij hebben bijgedragen aan de evangelisatie van de volkeren: vanaf de groepen monniken in de oudheid tot de stichtingen uit het jongste verleden die uitsluitend gericht zijn op de missie ad gentes, vanaf de instituten van actief leven tot die van contemplatief leven. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 69 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 927 Talloze mensen hebben heel hun leven gewijd aan deze ”primaire, wezenlijke en nooit afgesloten activiteit van de kerk” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 31 omdat ze bestemd is voor de groeiende menigte van mensen die Christus niet kennen.
Ook thans is dat nog steeds een dringende verplichting voor de instituten van godgewijd leven en de sociëteiten van apostolisch leven; van hen wordt voor de verkondiging van het evangelie van Christus de grootst mogelijke inzet verwacht. Van de instituten die in de jonge kerken worden gesticht of daar werkzaam zijn, wordt gevraagd zich open te stellen voor de missie onder de niet-christenen binnen of buiten hun vaderland. Ondanks de begrijpelijke moeilijkheden waarmee sommige van hen wellicht te maken hebben, dienen zij alle eraan te denken dat juist zoals ”het geloof krachtiger wordt als het aan anderen gegeven wordt”, H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 2 door de missie het godgewijde leven krachtiger wordt, nieuwe geestdrift en inspiratie ontvangt, zijn trouw gestimuleerd wordt. Het missiewerk biedt van zijn kant een breed terrein waarop de verschillende vormen van godgewijd leven een eigen plaats hebben.
De missie ad gentes biedt aan de godgewijde vrouwen, de religieuze broeders en de leden van de seculiere instituten buitengewone mogelijkheden voor een bijzonder vruchtbaar apostolaat. De leden van de seculiere instituten kunnen door hun aanwezigheid op allerlei gebieden die typisch zijn voor de roeping van de leek, waardevolle arbeid verrichten bij het evangeliseren van hun omgeving, van de structuren en zelfs van de wetten die het maatschappelijk leven regelen. Bovendien kunnen zij van de evangelische waarden getuigen, levend naast mensen die Jezus nog niet kennen, en zo een eigen bijdrage leveren aan de missie.
Met nadruk moet worden gezegd dat de aanwezigheid van het godgewijde leven in landen waarin niet-christelijke godsdiensten vast geworteld zijn, van zeer grote betekenis is zowel door werkzaamheden op het gebied van opvoeding, caritas en cultuur als door het getuigenis van het contemplatieve leven. In de nieuwe kerken moet met name de stichting bevorderd worden van communauteiten die zich aan de beschouwing wijden aangezien ”het contemplatieve leven tot de volheid van de aanwezigheid van de kerk behoort”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 18 H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 69 Vervolgens is het noodzakelijk met geëigende middelen, ofwel door het zenden van mannelijke en vrouwelijke missionarissen ofwel door de hulp die de instituten van godgewijd leven dienen te geven aan de armste diocesen, te zorgen voor een evenwichtige verdeling van de verschillende vormen van het godgewijde leven, om een nieuwe impuls tot evangelisatie te geven. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven (29 okt 1994), 38