H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1996
De synodevaders hebben veel nadruk gelegd op het profetisch karakter van het godgewijde leven. Men kan het zien als speciale vorm van delen in het profetisch ambt van Christus die de Heilige Geest aan heel het volk van God meedeelt. Dit profetisch karakter is een wezenlijk aspect van het godgewijde leven als zodanig, dat immers een radicale verplichting oplegt tot de sequela Christi en dus ook tot de toewijding aan de haar kenmerkende zending. Het Tweede Vaticaans Concilie kent aan het godgewijde leven de functie toe van teken; Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 44 deze functie komt tot uiting in het profetisch getuigenis dat in het christelijk leven aan God en aan de evangelische waarden de eerste plaats toekomt. Daar dit zo is, mag niets gesteld worden boven de persoonlijke liefde voor Christus en voor de armen in wie Hij leeft. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de afsluiting van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven (29 okt 1994), 3
De traditie van de kerkvaders zag in Elia, stoutmoedig profeet en vriend van God, een voorbeeld van het monnikenleven. Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, Het leven van de heilige Antonius, Vita Antonii. 71: PG 26, 854 Elia leefde in Gods tegenwoordigheid en in stilte zag hij Hem voorbijgaan, hij was een voorspraak voor zijn volk en verkondigde moedig Gods wil, hij streed voor de rechten van God en kwam op ter verdediging van de armen tegen de machtigen van de wereld. Vgl. 1 Kon. 18-19 In de geschiedenis van de kerk zijn er naast andere christenen altijd godgewijde mannen en vrouwen geweest die door een speciale gave van de Heilige Geest een authentiek profetisch ambt hebben uitgeoefend, waarbij zij in naam van God tot alle mensen, ook tot de herders van de kerk spraken.
Echte profetie vindt haar oorsprong in God, in de vertrouwde omgang met Hem, in het aandachtig beluisteren van zijn Woord in de verschillende historische gebeurtenissen. In zijn hart voelt de profeet de liefde branden voor Gods heiligheid, en nadat hij in de dialoog van het gebed Zijn woord vernomen heeft, verkondigt hij het door zijn leven, lippen, gebaren, en wordt hij tot degene die uit naam van God spreekt tegen boosheid en zonde. Het profetisch getuigenis vereist een voortdurend en hartstochtelijk zoeken naar Gods wil, een edelmoedige en onmisbare verbondenheid met de kerk, het beoefenen van geestelijke onderscheiding, liefde voor de waarheid. Dit getuigenis komt ook tot uitdrukking in het aanklagen van al wat tegen Gods wil ingaat en in het verkennen van nieuwe wegen om het evangelie toe te passen op de geschiedenis met het oog op het rijk van God. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones van de 9e Gewone Bisschoppensynode over het religieuze leven (29 okt 1994), 39. A