
Paus Franciscus - 8 december 2019
De Hibakusha, de overlevenden van de atoombombardementen van Hiroshima en Nagasaki, zijn degenen die vandaag de vlam van het collectieve geweten brandend houden door voor de volgende generaties te getuigen van de verschrikking van wat in augustus 1945 gebeurde, en van het onbeschrijflijke leed dat tot op vandaag eruit is voortgekomen. Hun getuigenis wekt zo de herinnering aan de slachtoffers op en bewaart deze, opdat het menselijk geweten steeds sterker wordt tegenover ieder verlangen naar overheersing en verwoesting: “Wij mogen niet toestaan dat de huidige en toekomstige generaties de herinnering verliezen aan hetgeen is gebeurd, de herinnering die een waarborg en prikkel is om een meer rechtvaardige en broederlijke toekomst op te bouwen”. Paus Franciscus, Toespraak, Bij het gedenkteken van de Vrede - Hiroshima (Japan), Over de vrede (24 nov 2019)
Net als zij bieden in ieder gedeelte van de wereld velen de toekomstige generaties de onontbeerlijke dienst van de herinnering aan, die niet alleen bewaard moet worden om te voorkomen dat opnieuw dezelfde fouten worden gemaakt of dat opnieuw de bedrieglijke modellen van het verleden worden voorgehouden, maar opdat zij als vrucht van de ervaring de basis vormt en de richting aangeeft voor huidige en toekomstige keuzes op het gebied van de vrede.
Wat meer is, de herinnering is de horizon van de hoop: vaak kan in het duister van oorlogen en conflicten de herinnering aan ook een klein gebaar van betoonde solidariteit inspireren tot moedige en zelfs heroïsche keuzes, nieuwe energie in beweging brengen en nieuwe hoop in individuen en gemeenschappen wekken.
Een weg van vrede openen en aangeven is een uitdaging, die des te complexer is naarmate de belangen die op het spel staan in de relaties tussen personen, gemeenschappen en naties, veelvormig en tegenstrijdig zijn. Vóór alles is het noodzakelijk een beroep te doen op het morele geweten en de persoonlijke en politieke wil. Vrede put men in werkelijkheid uit de diepte van het menselijke hart en de politieke wil moet altijd worden versterkt om nieuwe processen te openen die personen en gemeenschappen verzoenen en verenigen.
De wereld heeft geen behoefte aan holle woorden, maar aan overtuigde getuigen, vredestichters die openstaan voor de dialoog zonder uitsluitingen of manipulaties. Men kan immers alleen maar werkelijk tot vrede komen, wanneer er een overtuigde dialoog van mannen en vrouwen is die verder dan ideologieën en verschillende meningen zoeken naar de waarheid. Vrede is “een permanente opdracht”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 78 een weg die wij samen gaan, waarbij wij altijd het algemeen welzijn zoeken en ons ervoor inzetten het gegeven woord te houden en het recht te respecteren. In het naar elkaar luisteren kunnen ook de kennis over en de achting voor de anderen zo groeien dat wij in een vijand het gelaat van een broeder herkennen.
Het vredesproces is derhalve een voortdurende verplichting. Het is een geduldig werk van zoeken naar de waarheid en de gerechtigheid, dat de herinnering aan de slachtoffers eert en dat stap voor stap een opening biedt voor een gemeenschappelijke hoop die sterker is dan wraak. In een rechtsstaat kan democratie niet een veelbetekenend paradigma van dit proces zijn, als zij niet gebaseerd is op de gerechtigheid en de inzet om de rechten van ieder, vooral als hij zwak of gemarginaliseerd is, te waarborgen in een voortdurend zoeken naar de waarheid. Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Sala Clemente, Tot de leiders van de Christelijke Verenigingen van Italiaanse Werknemers (ACLI) (27 jan 2006) Het betreft een maatschappelijke opbouw en een uitwerking in wording, waarbij ieder op een verantwoordelijke manier een eigen bijdrage op alle niveaus van de lokale, nationale en wereldwijde collectiviteit levert.
Zoals de heilige Paulus VI onderstreepte, “is het dubbele streven naar gelijkheid en deelname erop gericht om een soort democratische maatschappij te bevorderen [...]. Dat veronderstelt het belang van de opvoeding tot het leven in gemeenschap, waar behalve informatie over de rechten van ieder de noodzakelijke onderlinge samenhang ervan wordt belicht: de erkenning van de plichten ten opzichte van de ander. De betekenis en het in praktijk brengen van de plicht worden evenals het aanvaarden van de verantwoordelijkheden en de grenzen die worden gesteld aan het uitoefenen van de vrijheid van het individu of de groep, bepaald door zelfbeheersing”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 24
Een breuk tussen leden van een maatschappij, het toenemen van maatschappelijke ongelijkheid en de weigering om de instrumenten voor een integrale menselijke ontwikkeling te gebruiken brengen daarentegen het nastreven van het algemeen welzijn in gevaar. Een geduldig werken dat gebaseerd is op de kracht van het woord en de waarheid, kan integendeel in de mensen opnieuw het vermogen tot medelijden en creatieve solidariteit opwekken.
In onze christelijke ervaring herinneren wij voortdurend aan Christus, die zijn leven heeft gegeven voor onze verzoening. Vgl. Rom. 5, 6-11 De Kerk neemt ten volle deel aan het zoeken naar een juiste orde en blijft het algemeen welzijn dienen en de hoop op vrede voeden door het doorgeven van de christelijke waarden, het onderricht op het terrein van de moraal en door werken op maatschappelijk en opvoedkundig gebied.