• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Heren kardinalen, eerbiedwaardige broeders,
Vertegenwoordigers van het volk, autoriteiten van de stad Rome,
overheden en burgers van de gehele wereld,
gij, waarnemers, behorende tot verschillende christelijke groeperingen,
En gij, gelovigen en kinderen, hier aanwezig,
en ook gij allen, verspreid over de gehele aarde en met ons verenigd in het geloof en de liefde!

Zo dadelijk, aan het eind van dit heilig misoffer, zullen u voorgelezen worden enkele boodschappen die het oecumenisch concilie bij het besluiten van zijn arbeid richt tot verschillende categorieën van personen, met de bedoeling hierin alle verschijningsvormen van het menselijk leven te omvatten. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Inleiding op de Boodschappen van het Tweede Vaticaans Concilie aan de wereld, Nuntii quibusdam hominum ordinibus dati (8 dec 1965) Bovendien zal u voorgelezen worden het officiële decreet waarmede wij het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie voor beëindigd en gesloten verklaren. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Decreet van de sluiĀ­ting van het Concilie, In Spiritu Sancto (8 dec 1965) Dit is daarom een - zij het een kort - ogenblik voor een groet. Hierna zal onze stem niet meer klinken. Het Concilie is volledig ten einde, deze grote en uitzonderlijke vergadering wordt ontbonden. Vandaar dat de groet die wij thans tot u richten een bijzondere betekenis heeft waarop wij een kort moment uw aandacht willen vestigen; niet om u af te leiden van het gebed, maar juist om uw aandacht nog meer te richten op het offer dat wij thans vieren.

Voor alles wil deze groet universeel zijn. Zij is gericht tot u allen die hier tegenwoordig zijt en met ons deelneemt aan dit heilig offer: tot u, eerbiedwaardige broeders in het episcopaat; tot u, die als vertegenwoordigers optreedt; tot u, volk van God; maar tevens strekt zij zich uit, in de lengte en in de breedte, over de gehele aarde. Hoe zou het anders kunnen, daar dit concilie de naam oecumenisch d.w.z. universeel draagt, en dit ook inderdaad is. Gelijk het gelui der klokken zich voortplant langs de hemel zodat allen, en iedereen afzonderlijk, de bronzen stemmen kunnen horen, zo is ook onze groet tot allen en iedereen gericht. Tot allen die haar willen ontvangen, maar ook tot allen die haar niet ontvangen; zij weerklinkt en dringt door tot het oor van ieder mens. Vanuit dit centrum van het katholieke Rome is in beginsel niemand onbereikbaar, kan en moet, in beginsel, iedereen bereikt worden. Voor de katholieke Kerk is niemand een vreemde, niemand een buitenstaander, niemand veraf. Ieder tot wie onze groet gericht is, is geroepen, uitgenodigd, aanwezig in zekere zin. Het hart van hem die liefheeft zegt het: ieder die bemind wordt is aanwezig! En wij, vooral op dit ogenblik, krachtens onze universele herderlijke en apostolische opdracht, wij hebben allen, allen lief!

Daarom zeggen wij tot u, goede en getrouwe zielen, die, hoewel lichamelijk niet aanwezig, in de geest en met uw gebed hier tegenwoordig zijt: ook aan u denkt de Paus, en met u viert hij dit verheven ogenblik van universele verbondenheid.

Dit zeggen wij ook tot u, die lijdt en als het ware de gevangene zijt van uw ziekte, en die, wanneer gij de troost zoudt moeten ontberen van onze, voor iedereen bestemde groet, dubbel te lijden zoudt hebben door het gevoel van verlatenheid.

En in het bijzonder zeggen wij het tot u, broeders in het episcopaat, die, niet door uw schuld, ontbreekt op dit concilie en door uw afwezigheid in de rij van uw medebroeders en nog meer in hun harten, en in het onze, een grote leegte laat welke wij als een groot verdriet ervaren en als een aanklacht zien tegen het onrecht dat uw vrijheid aan banden legt; want slechts het gemis van uw vrijheid was de reden van uw afwezigheid. Daarom, gegroet, gij broeders die nog altijd onder een gedwongen stilzwijgen gebukt gaat, onderdrukt, en beroofd van de rechtmatige en heilige rechten die elk rechtschapen mens toekomen en zoveel te meer u, die uw krachten inzet voor niets anders dan het goede, de liefde en de vrede! De Kerk is met u, verlamde en vernederde broeders, met u en met uw getrouwen, en met allen die dit zware lot met u delen; en niet alleen de Kerk is met u maar ook het oprechte geweten van de gehele wereld.

En tenslotte richten wij onze universele groet ook tot u, die ons niet kent, niet begrijpt, die meent dat wij niets voor u betekenen, dat wij niets voor u kunnen doen, die ons niet erkent als vrienden, die misschien zelfs meent er goed aan te doen ons tegen te werken. Een oprechte groet, een bescheiden groet, maar vol vertrouwen en, gelooft u ons, vol achting en vol liefde.

Zo is dus onze groet. Maar luistert, gij allen die ons hoort, wij vragen u goed te bedenken dat onze groet niet, zoals de groet die gebruikelijk is in een werelds contact, bedoelt een einde te maken aan een onderhoud of aan een wederzijdse betrekking, zij is er juist op gericht de geestelijke betrekking, waaraan zij haar stem en haar zin ontleent, te versterken of zo nodig, tot stand te brengen. Onze groet is geen afscheid, zij schept geen verwijdering, zij is er een van vriendschap, die stand houdt, of die, wanneer men wil, op dit ogenblik geboren kan worden. De diepe zin van onze groet is dat zij enerzijds wil doordringen tot het hart van ieder mens, dat zij daar haar intrede wil doen als een welkome gast en in de innerlijke stilte van iedere menselijke geest de zoete woorden van Christus wil uitspreken: "Mijn vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u, maar niet zoals de wereld die geeft ... " (Joh. 14, 27) (Christus heeft zijn eigen, bijzondere manier om te spreken in de verborgen stilte van het mensenhart). Anderzijds betekent onze groet een streven naar een ander, verheven contact, want zij is niet slechts een uitwisseling, tussen u en ons, van wederzijds gesproken woorden, maar zij vestigt de aandacht op een andere Aanwezige, de Heer zelf, onzichtbaar ja, maar werkzaam in het geheel der menselijke betrekkingen; en zij nodigt Hein uit en smeekt Hem in degene die groet en in degene die gegroet wordt nieuwe, heilzame krachten op te wekken, waarvan de liefde de schoonste is.

Ziet, dit is onze groet. Moge zij een nieuwe vonk van de goddelijke liefde in onze harten ontsteken, een vonk die de beslissingen en voornemens van het concilie in gloed zet, opdat zij, ontvlamd door de liefde, inderdaad in de Kerk en in de wereld tot stand kunnen brengen de vernieuwing van gedachten, activiteiten en gebruiken, de zedelijke kracht, de vreugde en het vertrouwen, in één woord het doel, waarvoor het concilie bijeen geweest is.

Daarom is onze groet een ideaal. Is het een droom of een gedicht? Is het een overdreven en holle frase die zo vaak bij gelukwensen uitgesproken wordt? Neen, zij is een ideaal, maar zij is niet irreëel. Een ogenblik nog vragen wij uw aandacht. Wanneer wij mensen onze gedachten, onze verlangens richten op een ideale opvatting van het leven dan komen wij al gauw terecht hetzij bij de utopie, hetzij bij de retorische karikatuur, hetzij bij de illusie of de desillusie. De mens heeft in zich een onuitroeibaar verlangen naar de ideale en totale volmaaktheid; uit zichzelf kan hij dit ideaal nooit bereiken, misschien zelfs niet in gedachten maar zeker niet in de realiteit. Wij weten het allen, het is het drama van de mens, van de gevallen koning. Maar ziet wat er deze morgen plaats heeft: terwijl wij het concilie besluiten, vieren wij het feest van de allerheiligste maagd Maria, de moeder van Christus en daarom, zoals wij bij andere gelegenheden verklaard hebben, de moeder van God en onze geestelijke moeder. Maria, de onbevlekte, dat betekent onschuldig, voortreffelijk, volmaakt; dat betekent de vrouw, de echte, ideale en tegelijk reële vrouw; het schepsel waarin het beeld van God zich met absolute helderheid weerspiegelt, zonder een enkele rimpeling, hetgeen helaas wel het geval is in ieder ander menselijk schepsel. Kunnen wij onze concilie-werkzaamheden beter besluiten, en onze post-conciliaire arbeid beter inzetten dan met een blik op deze nederige vrouw, onze zuster en tegelijk onze hemelse moeder en koningin, zuivere en heilige spiegel van de oneindige schoonheid? Zou de schoonheid van de onbevlekte maagd Maria voor ons geen bron van inspiratie, aanmoediging en vertrouwen zijn?

Broeders, kinderen en gij allen die naar ons luistert, wij zijn daarvan overtuigd!

Dit is onze groet, moge zij u tot zegen strekken!'

Document

Naam: ASCOLTERETE TRA POCO
Homilie bij de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie - Op het Hoogfeest van Maria Onbevlekt Ontvangen - St. Pietersplein
Soort: H. Paus Paulus VI - Homilie
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 8 december 1965
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test