Gerhard Ludwig Kard. Müller - 25 juli 2019
REACTIE OP HET "SYNODAAL PROCES" IN DUITSLAND EN DE AMAZONDESYNODE | |||
► | Een sacramenteel ambt voor vrouwen? |
Het drieledige ambt, dat in de vroege Kerk historisch uit het door Christus gestichte apostelambt is gegroeid, bestaat krachtens “goddelijke instelling” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20 en wordt door hen uitgeoefend die volgens de gelden terminologie “bisschoppen, presbyters/priesters, diakens genoemd worden”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 In betere tijden verklaarden de Duitse bisschoppen unaniem tegen Bismarck in diens Kulturkampf: “De constitutie van de Kerk berust in alle wezenlijke punten op een opdracht van God en is aan iedere menselijke willekeur onttrokken”. Duitsland, N.a.v. de circulaire Depesche van de Rijkskanselier Otto von Bismarck over de uitleg van "Pastor Aeternus", Gemeenschappelijke verklaring van de Bisschoppen van Duitsland (1 jan 1875), 3. (DH 3114) Daarbij hoort ook de erkenning dat de ambten van bisschop, priester en diaken slechts de graden zijn van het ene wijdingssacrament. “Niemand mag eraan twijfelen dat de heilige wijding werkelijk en in eigenlijke zin één van de zeven sacramenten van de heilige Kerk is – unum ex septem sacramentis.”. Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 4.11
Daarom heeft het geen zin om in “H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Ordinatio Sacerdotalis
Priesterwijding voorbehouden aan mannen
(22 mei 1994)” (1994) een spitsvondige interpretatie in te voegen, dat hier niet over het ondeelbare Wijdingssacrament als geheel besloten wordt maar alleen over de graden van het bisschops- en priesterambt die alleen maar door mannen kunnen worden ontvangen.
Bij de theologische analyse van de dogma- en kerkhistorische bevindingen in samenhang met de bindende uitspraken over het Wijdingssacrament, komt als resultaat in alle helderheid naar voren dat de sacramentele wijding in de graad met de ambtelijke titel “diaken” in de katholieke Kerk niet en nooit aan vrouwen is toegediend.
De “goddelijke constitutie van de Kerk” brengt met zich mee, zoals Paus Johannes Paulus II verbindend besloten heeft, dat de Kerk niet de volmacht bezit vrouwen de priesterwijding toe te dienen. Dit ligt niet aan historische omstandigheden maar aan de goddelijke constitutie van de Kerk. Dat geldt vanzelfsprekend voor alle drie de sacramentele graden. Omdat in het algemene bewustzijn en spraakgebruik van de Kerk het open woord “dienaar”, in het Grieks “diakonos” als technische term voor de eerste van de drie wijdingsgraden ingeburgerd is, is het niet zinvol nu over vrouwelijke, niet-sacramentele diaconessen te spreken en daarbij de fictie op te bouwen dat het zou gaan om een heropleving van een verdwenen – slechts tijdelijk en lokaal begrensd – instituut van de vroeg-kerkelijke diaconessen.
Ook gaat het in tegen het wezen van het bisschoppelijk en priesterlijk dienstwerk, als het alleen tot de heiliging beperkt wordt, zodat men de preek in een Mis die door de priester of de bisschop geleid wordt, aan leken zou kunnen overlaten, dwz aan mannen of vrouwen in een niet sacramenteel dienstwerk. Daarmee zou de priester tot een altarist "Altaristen": een vernederend woord voor priesters die zonder preek en pastorale zorg de mis opdragen; dit was een misbruik dat Luther ontdekte en gebruikte voor zijn polemieken; G.M. verworden wat indertijd leidde tot het protest van de reformatoren. De Mis is als liturgie van het Woord en van het Lichaam en Bloed van de Heer “één enkele daad van eredienst” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 56, en daarom is het een taak van de bisschoppen en de priesters om te preken en hoogstens af en toe de preek aan de gewijde diaken over te dragen. De dienst aan Woord en Sacrament is een innerlijke eenheid. Het voornaamste ambt van de bisschoppen is de verkondiging waaruit met een innerlijke consequentie ook de sacramentele taken voortkomen. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 Zoals de apostelen “dienaren van het Woord” zijn (Lc. 1, 2)(Hand. 6, 2), zo wordt ook de taak van de priesters (bisschoppen, presbyters) als dienst aan het “Woord en aan de leer” (1 Tim. 5, 17) bepaald. In de wijding worden geen afzonderlijke volmachten zonder enige innerlijke ordening overgedragen. Het is de ene dienst aan het Woord waardoor de Kerk als geloofsgemeenschap bijeengebracht wordt, waarin de sacramenten van het geloof gevierd worden en waardoor de kudde van God door de aangestelde herders in naam en met het gezag van Christus geleid wordt. Daarom zijn de priesterlijke ambten in leer, eredienst en leiding in de wortel één en onderscheiden zich slechts door de theologische aspecten waaronder wij ze beschouwen. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 4-6 Bij de eerste beschrijving van Misritus in Rome rond het jaar 160 n. Chr. staat er bij de heilige martelaar en filosoof Justinus, dat tijdens de zondagsliturgie na de lezing uit de Bijbelse boeken de voorzitter (bisschop, presbyter) de preek houdt en dat hij daarna de Eucharistie viert met offerande, consecratie en communie. Vgl. H. Justinus, Apologia Secunda. 65-67
De Sacramenten zijn teken en werktuig van de goddelijke genade waardoor God de afzonderlijke christen en de Kerk als geheel opbouwt. Daarom kan men niet bij wereldlijke instanties de wijding (noch als man noch als vrouw) in naam van de mensenrechten opeisen, want de mensenrechten zijn gebaseerd op de natuur van de mens. Voor de genadeorde en de door God gestichte Kerk heeft het burgerlijk gezag echter geen enkele competentie. Alleen een katholiek van het mannelijk geslacht kan gewijd worden, als hij geroepen is en als de Kerk, in de persoon van de bisschop, de roeping als echt erkent en een geschikte kandidaat volgens de canonieke voorwaarden tot bisschop, priester of diaken wijdt.
Met deze visie hebben alleen zij moeite, die in de Kerk slechts een wereldlijke entiteit zien en bijgevolg het Wijdingssacrament niet als een goddelijke instelling zien maar de christelijke ambtsdrager tot een de functionaris van een religieus-sociale organisatie reduceren. Als dat het geval was, had men de gelovigen niet kunnen vermanen: “Gehoorzaamt uw leiders en voegt u naar hen; zij zijn dag en nacht in de weer voor het heil, want zij zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid. Zorgt ervoor dat zij hun taak met voldoening kunnen vervullen. Als zij steeds moeten zuchten en klagen, zou dat voor u niet voordelig zijn.”. (Hebr. 13, 17)
Omdat het leergezag van de paus en van de bisschoppen geen volmacht over de substantie van de Sacramenten heeft Concilie van Trente, 21e Zitting - Leer over de communie onder beide gedaante en door kinderen, Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum (16 juli 1562), 4 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 21, kan ook geen synode met of zonder paus, ook geen oecumenisch concilie of de paus alleen, als hij ex cathedra spreekt, de wijding van vrouwen tot bisschop, priester en diaken mogelijk maken. Dat zou in tegenspraak staan met de gedefinieerde leer van de Kerk. Dat zou ongeldig zijn. Dat laat de gelijkheid van alle gelovigen in het leven van de genade onverlet en ook de aanstelling in alle kerkelijke ambten en functies waarvoor de uitoefening van het Wijdingssacrament niet vereist is.