• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
DE KERK EN HET SCHANDAAL VAN HET SEKSUEEL MISBRUIK
HOOFDSTUK 3  -  Perspectieven voor een gepast antwoord vanuit de Kerk

HOOFDSTUK 3 - Perspectieven voor een gepast antwoord vanuit de Kerk

III.1

Wat moeten we doen? Moeten we misschien een andere Kerk scheppen zodat de dingen in orde kunnen komen? Welnu, dit experiment is al gedaan en is ook al mislukt. Slechts de gehoorzaamheid en de liefde voor onze Heer Jezus Christus kan de juiste weg wijzen. Proberen we dus als eerste opnieuw en van binnenuit te begrijpen wat de Heer met ons gewild heeft en nog wil.

Ik zou allereerst willen zeggen: als wij de inhoud van geloof dat in de Bijbel gefundeerd is, in het kort willen samenvatten, dan mogen we zeggen: de Heer is een geschiedenis van liefde met ons begonnen en wil de hele schepping daarin opnemen. De tegenkracht tegen het kwade dat ons en heel wereld bedreigt, kan uiteindelijk alleen daarin bestaan dat we die liefde aanvaarden. Zij is de echte tegenkracht tegen het kwade. De macht van het kwaad ontstaat doordat wij de liefde tot God weigeren. Verlost is wie zich toevertrouwt aan de liefde van God. Ons onverlost zijn berust op het onvermogen God lief te hebben. God te leren liefhebben, is dus de weg van de verlossing voor de mensen.

Proberen we deze wezenlijk inhoud van de openbaring van God nu wat verder te ontvouwen. Dan kunnen we zeggen: het eerste fundamentele geschenk dat ons het geloof geeft, bestaat in de zekerheid dat God bestaat. Een wereld zonder God kan alleen maar een wereld zijn zonder zin. Want waar komt dan alles vandaan wat bestaat? In ieder geval heeft het geen geestelijke basis. Het is er op een of andere manier zomaar en het heeft dan noch doel noch zin. Er bestaan dan geen normen voor het goede of het kwade. Dan kan alleen succes hebben wat sterker is dan het andere. De macht is dan het enige principe. Waarheid telt niet, die bestaat eigenlijk niet. Alleen als de dingen een geestelijke grond hebben, als ze gewild en gedacht zijn – alleen als er een Schepper God bestaat die goed is en het goede wil – kan ook het leven van de mens een zin hebben. Dat God bestaat als Schepper en maatstaf van alle dingen, is op de eerste plaats een oerverlangen. Maar een God die zich überhaupt niet zou uiten, zich niet zou laten kennen, zou een vermoeden blijven en zou de vorm van ons leven niet kunnen bepalen. Opdat God ook werkelijk God is in de bewuste schepping, moeten wij verwachten dat Hij zich op een of ander manier uit. Hij heeft dat op velerlei wijze gedaan, beslissend echter in de oproep die uitging naar Abraham en naar de mensen die opzoek waren naar God die richting en oriëntatie gaf die alle verwachting te boven ging: God wordt zelf schepsel, praat als mens met ons mensen.

Zo wordt definitief de zin “God is” tot een werkelijk blijde boodschap, juist omdat Hij meer dan kennis is, omdat Hij liefde schept en is. Hiervan de mens weer bewust te maken is de eerste fundamentele opgave die de Heer ons opgedragen heeft. Een maatschappij waarin God afwezig is – een maatschappij die Hem niet kent en als niet-bestaand behandelt, is een maatschappij die haar maatstaf verliest. In onze tijd werd het motto van de dood van God uitgevonden. Als God in een samenleving sterft, wordt zij vrij, zo heeft men ons verzekerd. In werkelijkheid betekent het sterven van God in de maatschappij ook het einde van haar vrijheid, omdat de zin sterft, die oriëntatie geeft. En omdat de maatstaf verdwijnt, die ons de richting wijst doordat zij leert te onderscheiden tussen goed en kwaad. De Westerse maatschappij is een maatschappij waarin God in het publieke domein afwezig is en waarin Hij voor haar niets meer te zeggen heeft. En daarom is het een maatschappij waarin de maat van het menselijke steeds meer verloren gaat. Op sommige punten wordt soms plotseling merkbaar dat welhaast vanzelfsprekend geworden is wat slecht is en de mens vernietigt. Zo is het met de pedofilie. Tot voor kort werd zij in theorie als volkomen rechtmatig beschouwd en heeft zij zich steeds verder uitgebreid. En nu erkennen wij verbijsterd dat met onze kinderen en jongeren dingen gebeuren die hen te gronde dreigen te richten. Dat dit zich ook kon uitbreiden in de Kerk en onder priesters moet een enorme schok voor ons zijn.

Hoe kon pedofilie een dergelijke omvang bereiken? Uiteindelijk ligt de oorzaak in de afwezigheid van God. Ook wij, christenen en priesters praten liever niet over God, omdat dit niet erg praktisch lijkt. Na de ontzetting van de Tweede Wereldoorlog hebben wij onze grondwet nog uitdrukkelijk geplaatst onder de verantwoordelijkheid voor God als norm. Een halve eeuw later was het niet meer mogelijk de verantwoordelijkheid voor God als maatstaf in de Europese grondwet op te nemen. God wordt gezien als een partijzaak van een kleine groep en kan niet meer als maatstaf staan voor de gemeenschap als geheel. In deze beslissing weerspiegelt zich de situatie van het Westen waarin God de privé aangelegenheid van een minderheid is geworden.

Een eerste opdracht, die uit de morele ontreddering van onze tijd moet volgen, bestaat daarin dat wij zelf weer beginnen vanuit God en naar Hem toe te leven. Wij moeten vooral zelf weer leren God als fundament van onze leven te erkennen en Hem niet als een of ander cliché terzijde laten. Onvergetelijk is voor mij de aansporing die de grote theoloog Hans Urs von Balthasar mij eens op een van briefkaarten schreef: “De drie-ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest niet veronderstellen (voraussetzen) maar op de eerste plaats zetten (vorsetzen)!” Inderdaad wordt in de theologie God vaak als vanzelfsprekend verondersteld, maar concreet gaat het niet over Hem. Het thema God lijkt zo onwerkelijk, zo ver van alles af te staan wat ons bezig houdt. En toch wordt alles anders als men God niet veronderstelt maar op de eerste plaats zet. Hem niet ergens op de achtergrond laat, maar Hem in het middelpunt van ons denken, ons spreken en ons handelen aanvaardt.

III.2

God is voor ons mens geworden. Het schepsel mens ligt Hem zo na aan het hart, dat Hij zich met hem verenigd heeft en zo heel feitelijk in de mensengeschiedenis is binnengetreden. Hij spreekt met ons, Hij leeft met ons, Hij lijdt met ons en Hij heeft voor ons de dood op zich genomen. Daarover spreken wij weliswaar uitvoerig in de theologie met geleerde woorden en gedachten. Maar juist zo ontstaat het gevaar dat wij ons tot heer van het geloof maken in plaats van ons door het geloof te laten vernieuwen en beheersen. Laten we dat eens bekijken ten aanzien van een centraal punt, de viering van de heilige Eucharistie. Onze omgang met de eucharistie is tamelijk zorgwekkend. In het Tweede Vaticaanse Concilie ging het er terecht om dit sacrament van de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus, de tegenwoordigheid van zijn persoon, van zijn lijden, sterven en verrijzen weer in het centrum van het christelijk leven en van het leven van de Kerk te plaatsen. Deels is dat ook gebeurd en wij willen de Heer daarvoor van harte dankbaar zijn. Maar algemeen overheersend is een andere houding: niet een vernieuwde eerbied voor de dood en de verrijzenis van Christus voert de boventoon, maar een manier van omgaan met Hem die de grootheid van het geheim beschadigt. De afnemende deelname aan de zondagse Eucharistie laat zien hoe weinig wij, hedendaagse Christenen, nog de grootheid van de gave kunnen inschatten, die bestaat in zijn werkelijke aanwezigheid. De Eucharistie wordt tot een ceremonieel gebaar teruggebracht als het als vanzelfsprekend wordt beschouwd, dat de beleefdheid vraagt haar bij familiaire feesten of naar aanleiding van huwelijk en begrafenis aan iedereen uit te delen die als familie is uitgenodigd. De vanzelfsprekendheid waarmee op sommige plaatsen eenvoudigweg alle aanwezigen ook het heilig Sacrament ontvangen, laat zien, dat men in de Communie alleen nog maar een ceremonieel gebaar ziet. Als wij dus erover nadenken wat wij moeten doen, wordt het duidelijk, dat wij geen Kerk nodig hebben die door onszelf bedacht is. Wat nodig is, is veeleer een vernieuwing van het geloof aan de ons geschonken werkelijkheid van Jezus Christus in het Sacrament. In de gesprekken met pedofilieslachtoffers ben ik mij van deze noodzaak steeds meer bewust geworden. Een jonge vrouw, die als misdienaar aan het altaar diende, heeft mij verteld dat de kapelaan, die de leiding over haar had als misdienaar, het seksueel misbruik dat hij met haar pleegde, altijd begon met de woorden: “Dit is mijn lichaam dat voor jou gegeven wordt.” Dat deze vrouw de consecratiewoorden niet meer kan aanhoren zonder de afschuwelijke ellende van het misbruik weer in zich te voelen, is zonder meer duidelijk. Ja, wij moeten de Heer met aandrang om vergeving smeken en Hem vooral bezweren en bidden dat Hij ons allemaal opnieuw de omvang van zijn lijden, zijn offer leert begrijpen. En wij moeten alles doen om het geschenk van de heilige eucharistie voor misbruik te behoeden.

III.3

En dan is er tenslotte het mysterie van de Kerk. Onvergetelijk blijft de zin waarin bijna honderd jaar geleden Romano Guardini de vreugdevolle hoop uitgesproken heeft die zich bij hem en bij velen toentertijd opdrong: “Een gebeurtenis van enorme reikwijdte is begonnen; de Kerk ontwaakt in de zielen”. Hij wilde daarmee zeggen, dat de Kerk niet meer zoals voordien een apparaat was dat van buitenaf op ons toekomt, beleefd en ervaren werd als een soort instantie, maar nu voortaan ervaren werd als aanwezig in het hart – als niet alleen iets uiterlijks, maar iets wat ons innerlijk raakt. Ongeveer een halve eeuw later voelde ik mij, toen ik weer aan dit voorval terugdacht en bij het zien van alles wat er gebeurde, in de verleiding komen de zin om te draaien: “De Kerk sterft in de zielen”. Inderdaad wordt de Kerk nu over het algemeen nog slechts gezien als een soort politiek apparaat. Men spreekt over haar bijna alleen in uitsluitend politieke categorieën, en dat geldt tot aan de bisschoppen toe, die hun voorstelling van de Kerk van morgen vrijwel uitsluitend politiek formuleren. De crisis die door de vele misbruikgevallen van priesters veroorzaakt werd, leidt ertoe de Kerk bijna te zien als iets wat mislukt is, dat wij nu zelf ter hand moeten nemen en opnieuw gestalte moeten geven. Maar een Kerk die door ons zelf gemaakt wordt, is niet iets waarop we kunnen hopen. Jezus zelf heeft de Kerk vergeleken met een visnet waarin goede en slechte vissen zitten, die op het eind door God zelf gescheiden moeten worden. Daarnaast staat de parabel van de Kerk als een akker waarop het goede graan groeit, dat God zelf gezaaid heeft, maar ook het onkruid dat “een vijand” stiekem ook daarop gezaaid heeft. Inderdaad is het onkruid in de akker van God, in de Kerk overduidelijk zichtbaar, en de slechte vissen in het net laten eveneens hun kracht zien. Maar desondanks blijft de akker de akker van God en het net het visnet van God. En er is in alle tijden niet alleen het onkruid en er zijn niet alleen de slechte vissen maar ook het zaad van God en de goede vissen. Dit met nadruk allebei verkondigen is geen valse apologetiek maar een noodzakelijke dienst aan de waarheid. In deze samenhang is het noodzakelijk te wijzen op een belangrijke tekst in de Openbaring van de apostel Johannes. De duivel wordt daar aangeduid als de aanklager die onze broeders dag en nacht bij God aanklaagt (Openb. 12, 10). De Apokalyps herneemt hier een gedachte die centraal staat in de raamvertelling van het boek Job (Job 1) (Job 2, 10)(Job 42, 7-16). Daar wordt verteld dat de duivel voor het aanschijn van God de gerechtigheid van Job negatief als slechts uiterlijk probeerde voor te stellen. Daarbij ging het juist om wat de Apokalyps zegt: de duivel wil bewijzen dat er helemaal geen rechtvaardige mensen bestaan; dat alle gerechtigheid van mensen slechts iets uiterlijks is. Als men die nader op de proef zou kunnen stellen, dan zou de schijn van gerechtigheid gauw wegvallen. Het verhaal begint met een dispuut tussen God en de duivel waarin God op Job als een werkelijk rechtvaardig iemand gewezen heeft. Bij hem moet alleen de proef op de som genomen worden, wie gelijk heeft. Neem hem zijn bezit af en u zult zien, dat van zijn vroomheid niets over blijft, is het argument van de duivel. God staat hem deze proeve toe, waaruit Job positief tevoorschijn komt. Nu gaat de duivel verder en zegt: “Huid om huid! Alles wat de mens bezit geeft hij in ruil voor zijn leven. Maar strek uw hand uit en kom aan zijn vlees en gebeente: waarachtig, hij zal U vervloeken in uw aangezicht” (Job 2, 4, v). Dan staat God hem een tweede ronde toe. Hij mag ook de huid van Job raken. Hij mag hem alleen niet doden. Voor de Christen is het duidelijk dat Job, voor de totale mensheid als een voorbeeld voor God staat, Jezus Christus is. In de Apokalyps wordt het drama van de mensheid in zijn volle breedte weergegeven. Tegenover de Schepper God staat de duivel, die de totale mensheid en de totale schepping in een ongunstig daglicht plaatst. Hij zegt niet alleen tegen God maar vooral ook tegen de mens: kijk eens wat deze God gedaan heeft. Zogenaamd een goede schepping. In werkelijkheid is zij in haar totaliteit vol ellende en walging. Dat negatief spreken over de schepping is in werkelijkheid een negatief spreken over God. Het wil aantonen dat God zelf niet goed is en wil ons van Hem af brengen.

De actualiteit van wat ons de Apokalyps hier zegt, is duidelijk. Het gaat in onze tijd in de aanklacht tegen God vooral erom zijn Kerk als geheel in een kwaad daglicht te stellen en ons zo van haar af te brengen. De idee van een Kerk die door ons zelf beter wordt opgebouwd, is in feite een plan van de duivel waarmee hij ons wil afbrengen van de levende God door een leugenachtige logica waar wij al te gemakkelijk intrappen. Nee, de Kerk bestaat ook vandaag niet alleen uit slechte vissen en uit onkruid. Gods Kerk bestaat ook vandaag en zij is hier en nu het werktuig waardoor God ons redt. Het is heel belangrijk tegenover de leugens en de halve waarheden van de duivel de hele waarheid te stellen; ja, er is zonde in de Kerk en slechte dingen. Maar ook nu bestaat er de heilige Kerk die onverwoestbaar is. Er zijn ook nu vele nederige, gelovige, lijdende en liefdevolle mensen in wie de echte God, de liefdevolle God zich aan ons toont. God heeft ook nu zijn getuigen (“martyres”) in de wereld. Wij moeten alleen alert zijn om hen te zien en te horen.

Het woord martelaar komt uit het procesrecht. In het proces tegen de duivel is Jezus Christus de eerste en eigenlijke getuige voor God, de eerste martelaar, die sindsdien door ontelbaren gevolgd is. De Kerk van vandaag is meer dan ooit een Kerk van martelaren en zo getuige van de levende God. Als wij met een waakzaam hart om ons heen kijken en luisteren, dan kunnen we tegenwoordig overal, juist onder de eenvoudige mensen maar ook in de hogere rangen van de Kerk, getuigen vinden, die met hun leven en hun lijden voor God opkomen. Het is een traagheid van hart als we hen niet willen zien. Tot de grote en wezenlijke taken van onze verkondiging hoort het, voor zover wij kunnen, woonplaatsen van geloof te scheppen en vooral ze te vinden en ze te erkennen. Ik woon in een huis, in een kleine gemeenschap van mensen, die steeds weer zulke getuigen van de levende God in het alledaagse leven ontdekken en ook mij daar met blijdschap op wijzen. De levende Kerk te zien en te vinden is een geweldige taak die ons leven sterkt en ons geloof steeds weer vreugde schenkt.

Aan het eind van mijn overwegingen wil ik paus Franciscus danken voor alles wat hij doet om steeds weer het licht van God te tonen, dat ook in onze tijd niet is ondergegaan. Dank u, heilige vader!

Document

Naam: DE KERK EN HET SCHANDAAL VAN HET SEKSUEEL MISBRUIK
Soort: Paus Benedictus XVI - Emeritaat
Auteur: Emeritus Paus Benedictus XVI
Datum: 11 april 2019
Copyrights: © 2019, Catholic News Agency / fortesinfide.nl
Vert. vanuit het Duits: past. C. Mennen, pr.; correcties, alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test