
Paus Franciscus - 3 april 2019
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Verleden zaterdag en zondag heb ik, op uitnodiging van de koning Mohammed VI, een apostolische reis naar Marokko gemaakt. Ik hernieuw aan hem en aan de andere Marokkaanse gezagsdragers mijn dankbaarheid voor de hartelijke ontvangst en voor heel de samenwerking. Vooral de koning is zeer broederlijk, vriendschappelijk en nabij geweest.
Ik dank vooral de Heer, die het mij mogelijk heeft gemaakt een verdere stap te zetten op de weg van dialoog en ontmoeting met de moslim broeders en zusters, om – zoals het motto van de reis zegt: “Dienaar van de hoop” te zijn in de hedendaagse wereld. Mijn reis gebeurde in het voetspoor van twee heiligen: Franciscus van Assisi en Johannes Paulus II. 800 jaar geleden bracht Franciscus de boodschap van vrede en broederlijkheid aan Sultan al-Malik al Kamil. H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Een ontmoeting in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie
Tot jonge moslims in Casablanca (Marokko)
(19 augustus 1985). Men zou de vraag kunnen stellen: waarom gaat de paus ook naar de moslims en niet uitsluitend naar katholieken? Er zijn zoveel godsdiensten. Waarom? Met de moslims zijn we afstammelingen van dezelfde vader Abraham. Waarom laat God het gebeuren dat er zoveel godsdiensten zijn? God heeft dat toegestaan. De scholastieke theologen spraken van de voluntas permissiva (permissieve wil) van God. Er zijn zoveel godsdiensten omdat God dat heeft willen toestaan. Enkele zijn vrucht van een cultuur. Maar altijd kijken ze naar de hemel. Ze kijken naar God. Wat God wil, is de broederlijkheid tussen ons en op speciale wijze – dat was het motief van de reis – met onze broeders, de moslims, die zoals wij kinderen en broeders van Abraham zijn. We moeten niet ontsteld zijn als we door broederlijk handelen samen door het leven gaan.
De hoop dienen betekent, in een tijd als de onze, bruggen bouwen tussen beschavingen. Het was voor mij een vreugde en een eer dit te kunnen doen met het edele rijk van Marokko door zijn volk en zijn gezagdragers te ontmoeten. Ik heb enkele belangrijke topontmoetingen in herinnering gebracht die in de voorbije jaren in die landen hebben plaats gevonden. Samen met koning Mohammed VI hebben we de wezenlijke rol van de godsdiensten bevestigd bij het verdedigen van de menselijke waardigheid en bij het bevorderen van de vrede, de gerechtigheid en de zorg voor de schepping, dat wil zeggen: ons gemeenschappelijk huis. In dit perspectief heb ik samen met de koning de Oproep voor Jeruzalem ondertekend. Opdat de heilige Stad bewaard zou blijven als erfgoed van de mensheid en als plaats van vreedzame ontmoeting, in het bijzonder van de gelovigen der drie monotheïstische godsdiensten.
Ik heb bijzondere aandacht besteed aan de realiteit van de migratie zowel tijdens mijn gesprekken met de gezagdragers als en vooral tijdens de ontmoeting speciaal gewijd aan de migranten. Enkele van hen hebben getuigd dat het leven van een migrant verandert en opnieuw menswaardig wordt wanneer men een gemeenschap treft die je opneemt als persoon. Dit is fundamenteel. Precies in Marrakesh, in Marokko, werd voorbije december de “Internationale Overeenkomst voor Veilige, Ordelijke en Reguliere Migratie” (VN Migratiepact) ondertekend. Een belangrijke stap in de richting van een aanvaarde verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap. Als Heilige Stoel hebben we onze bijdrage geleverd, samen te vatten in vier werkwoorden: migranten opnemen, migranten beschermen, migranten promoten en migranten integreren. Het volstaat niet van bovenaf hulpprogramma’s op te zetten. Het komt er op aan door deze vier werkwoorden samen op weg te gaan om steden en landen op te bouwen die, met behoud van hun culturele en godsdienstige identiteit, open staan voor verschillen en deze waarderen als bijdragen tot menselijke broederlijkheid.
In de kathedraal van Rabat heb ik de priesters, de godgewijde personen en de Oecumenische Raad van Kerken ontmoet. In Marokko is dat een kleine kudde. Daarom heb ik verwezen naar de evangelische beelden van het zout, het licht en de gist Vgl. Mt. 5, 13-16 Vgl. Mt. 13, 33 die we bij het begin van deze audiëntie hebben gelezen. Wat telt is niet de hoeveelheid, maar dat het zout smaak geeft, dat het licht straalt en dat de gist de kracht bezit heel de massa te doordesemen. Dat is niet mijn vinding. Het komt van God, van de heilige Geest die ons tot getuigen van Christus maakt daar waar we zijn. En dat met een stijl van dialoog en vriendschap – vooral tussen ons christenen – want Jezus zegt: “Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart” (Joh. 13, 35).
De vreugde om de kerkelijk verbondenheid heeft haar grondslag en haar volle vertolking gevonden in de zondagse Eucharistie, gevierd in een sportcomplex van de hoofdstad. Duizende mensen van 60 verschillende nationaliteiten. Een zeldzaam verschijnen van het Volk van God in het hart van een moslimland. De parabel van de barmhartige Vader heeft in ons midden de schoonheid doen schitteren van Gods plan. Hij wil dat al zijn kinderen kunnen delen in zijn vreugde en kunnen deelnemen aan het feest van vergeving en verzoening. Aan dat feest neemt deel wie bewust is van zijn nood aan de barmhartigheid van de Vader en die samen met Hem blij kan zijn wanneer een broer of zus naar huis terugkeert. Het is geen toeval dat de grote parabel van de barmhartigheid van de Vader geklonken heeft daar waar moslims elke dag de Barmhartige en Milde aanroepen. Zo is dat: alleen wie herboren is en leeft door de omhelzing van deze Vader, alleen zij die zich broeders voelen, kunnen in de wereld dienaren van de hoop zijn.