Jong zijn, in plaats van een leeftijd, is een toestand van het hart. Aldus kan een instituut dat zo oud is als de Kerk zichzelf vernieuwen en terugkeren naar jong zijn in verschillende stadia van zijn zeer lange geschiedenis. In werkelijkheid voelt hij op zijn meest tragische momenten de roep om terug te keren naar het wezenlijke van de eerste liefde. Herinnerend aan deze waarheid, bevestigde het Tweede Vaticaans Concilie dat “rijk in een lang verleden dat er altijd in leeft, en op weg is naar menselijke perfectie in de tijd en naar het ultieme lot van geschiedenis en leven, het de ware jeugd van de wereld is”. Daarin is het altijd mogelijk om Christus te ontmoeten “de metgezel en vriend van de jongeren”. 2e Vaticaans Concilie, Overig document, Boodschap aan de jongeren (8 dec 1965), 1