H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
UT UNUM SINT Over de inzet voor de oecumene |
|||
► | De vruchten van de dialoog | ||
► | Overeenstemmingen in het Woord van God en in de eredienst |
In antwoord op de liturgische vernieuwing die door de katholieke Kerk is volvoerd hebben verschillende kerkelijke Gemeenschappen initiatieven ontwikkeld om hun eredienst te vernieuwen. Enkele van hen hebben op grond van de op oecumenisch vlak geuite wens Vgl. Commissie Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken, Doopsel, eucharistie en ambt (januari 1982). de gewoonte opgegeven om hun Avondmaalsviering alleen bij een enkele gelegenheid te houden en besloten tot zondagse viering van het Avondmaal. Anderzijds stelt men bij een vergelijking van de cycli van de liturgische lezingen van verschillende christelijke Gemeenschappen in het Westen vast dat zij in essentie overeenstemmen. Zo ook worden op oecumenisch vlak Bij voorbeeld: tijdens de jongste vergaderingen van de Wereldraad van Kerken in Vancouver (1983) en in Canberra (1991), en van de Commissie Geloof en Kerkorde in Santiago de Compostela (1993). heel bijzonder de liturgie en de liturgische tekenen (beelden, iconen, paramenten, licht, wierook, gebaren) naar voren gehaald. Daarenboven begint men in de theologische instituten waar de toekomstige geestelijken worden opgeleid, een vaste plaats in de cursussen in te ruimen voor de studie van de geschiedenis en de betekenis van de liturgie en ziet men dat als een noodzakelijkheid die herontdekt wordt.
Het gaat om tekenen van overeenstemming die verschillende aspecten van het sacramentele leven betreffen. Zeker is het vanwege de verschillen die het geloof raken nog niet mogelijk, met elkaar de Eucharistie te vieren. Toch hebben wij het brandende verlangen om gemeenschappelijk de ene Eucharistie van de Heer te vieren, en deze wens wordt reeds tot een gemeenschappelijke lof, tot één en hetzelfde smeekgebed. Gemeenschappelijk richten wij ons tot de Vader en doen dat in toenemende mate 'met slechts één hart'. Deze 'reële, ofschoon nog niet volledige' gemeenschap eindelijk te kunnen bezegelen, dat schijnt soms dichterbij te zijn. Wie had een eeuw geleden aan zoiets alleen maar kunnen denken?
Een reden tot vreugde is in dit verband eraan te herinneren, dat de katholieke priesters in bepaalde afzonderlijke gevallen de sacramenten van de Eucharistie, van de Biecht en van de Ziekenzalving aan andere christenen kunnen toedienen die weliswaar nog niet in volle gemeenschap met de katholieke Kerk zijn, maar die vurig verlangen naar het ontvangen van de Sacramenten, die uit zichzelf daarom vragen en die getuigen van het geloof dat de Kerk in deze Sacramenten belijdt. Omgekeerd kunnen in bepaalde gevallen en onder bijzondere omstandigheden ook de katholieken, wanneer zij die Sacramenten willen ontvangen, zich tot de geestelijken van die Kerken richten waarin zij geldig worden toegediend. De voorwaarde voor deze wederzijdse ontvangst zijn vastgelegd in normen. Het zich houden aan deze normen is voor de bevordering van de oecumene noodzakelijk. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 8.15 Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 844 Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 671 Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Richtlijnen voor de toepassing van de beginselen en normen inzake de oecumenische beweging, Oecumenisch Directorium (25 mrt 1993), 122-125.129-131.123.132