Dit is een reusachtige taak, die we niet kunnen weigeren en die ik niet alleen kan uitvoeren. Zou niet de werkelijke maar onvolmaakte gemeenschap die tussen ons bestaat kerkleiders en hun theologen ertoe kunnen brengen om met mij een geduldige en broederlijke dialoog aan te gaan over dit onderwerp, een dialoog waarin wij de vruchteloze disputen opgeven en naar elkaar luisteren waarbij ons alleen de wil van Christus voor zijn Kerk voor ogen staat, en wij onszelf laten beroeren door zijn bede "dat zij allen één mogen zijn (...) opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt" (Joh. 17, 21)?