
H. Paus Johannes Paulus II - 25 mei 1995
De oproep tot christelijke eenheid die het Tweede Vaticaans Concilie heeft gedaan met zulke hartstochtelijke inzet vindt steeds grotere weerklank in de harten van de gelovigen, vooral nu het Jaar 2000 nadert, een jaar dat de christenen zullen vieren als een heilig Jubileum, de gedachtenis van de Menswording van de Zoon van God, die mens werd om de mensheid te redden.
Het moedige getuigenis van zoveel martelaren van onze eeuw, onder wie leden van Kerken en kerkelijke Gemeenschappen die niet in volle gemeenschap met de katholieke Kerk zijn, geeft nieuwe kracht aan de oproep van het Concilie en herinnert ons aan onze plicht om naar zijn aansporing te luisteren en haar in praktijk te brengen. Deze broeders en zusters van ons, verenigd in het onzelfzuchtige offer van hun leven voor het Koninkrijk van God, vormen het krachtigste bewijs dat ieder element van verdeeldheid overstegen kan worden en overwonnen in de totale zelfgave voor de zaak van het Evangelie.
Christus roept al zijn leerlingen op tot eenheid. Het is mijn diepste wens deze uitnodiging vandaag te hernieuwen, haar weer vastberaden aan te bieden, terwijl ik herhaal wat ik zei bij het Romeinse Colosseum op Goede Vrijdag 1994, aan het einde van de meditatie over de Kruisweg die mijn eerbiedwaardige Broeder Bartholomeüs, de Oecumenische Patriarch van Constantinopel had verzorgd. Daar verklaarde ik dat degenen die in Christus geloven, verenigd als ze zijn in de navolging van de martelaren, niet verdeeld kunnen blijven. Als zij echt en daadwerkelijk de neiging van de wereld om het Geheim van de Verlossing terug te herleiden tot machteloosheid, wensen te weerstaan, moeten zij samen dezelfde waarheid over het Kruis belijden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Gebeden en Testament, Overwegingen na de Kruisweg van Goede Vrijdag (1 apr 1994), 3 Het Kruis! Een anti-christelijke stroming stelt zich ten doel het Kruis te minimaliseren, te ontdoen van zijn betekenis, en te ontkennen dat de mens daarin de bron heeft van zijn nieuwe leven heeft. Zij beweert dat het Kruis noch in staat is vooruitzichten, noch hoop te voeden. De mens, zo heet het, is slechts een aards wezen dat moet leven alsof God niet bestond.