Eerbiedwaardige broeders, beminde zonen en dochters, het schouwspel, dat wij hier voor ons zien, is, zoals altijd, een stichtend en blij schouwspel; niet alleen vanwege de vele nationaliteiten van de talrijke groepen en de afzonderlijke pelgrims, die in deze basiliek van Sint-Pieter bijeen zijn, maar vooral vanwege de eenheid van het gemeenschappelijk geloof, dat op ieders voorhoofd en in ieders hart staat getekend door de afstralingen van Christus' gelaat en door het zegel van de Heilige Geest.

De audiëntie van vandaag vormt een prachtige inzet van de meimaand in dit jaar van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie.

Op 25 april laatstleden, feest van de evangelist Sint-Markus, hebben wij onze beminde zonen in Rome en in alle diocesen van de wereld, geestelijkheid en gelovigen, opgeroepen om gedurende heel deze maand meer intens te bidden tot de allerheiligste Maagd, de Moeder van Jezus en onze Moeder. Door de voorspraak van Maria immers moet de genade van de Heilige Geest overvloediger neerdalen over de werkzaamheden van het Concilie en over de arbeid van de concilievaders; die zich door gebed en studie voorbereiden op de tweede zitting van de oecumenische vergadering. Zie L'Osservatore Romano 26 april 1963