H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1992
"Zonder een passende menselijke vorming zou heel de priesterlijke vorming haar noodzakelijk fundament missen". Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 21 Deze uitspraak van de Synodevaders drukt niet alleen een gegeven uit dat iedere dag door de rede gesuggereerd en door de ervaring bevestigd wordt, maar een eis die zijn diepste en specifieke grond vindt in de natuur zelf van de priester en van zijn dienstwerk. De priester, die geroepen is om een "levend beeld" te zijn van Jezus Christus, Hoofd en Herder van de Kerk, moet ernaar streven in zichzelf zoveel mogelijk de menselijke volmaaktheid te weerspiegelen welke straalt in de mensgeworden Zoon van God en met buitengewone doeltreffendheid doorschijnt in zijn houding tegenover de anderen, zoals de evangelisten deze weergeven. Het is de taak van de priester om het woord te verkondigen, de sacramenten te vieren en "in de naam en de persoon van Christus" de christelijke gemeenschap te leiden in de liefde. Maar hij richt zich daarbij altijd en alleen tot de concrete mensen: "Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God" (Heb. 5, 1). De menselijke vorming van de priester blijkt daarom bijzonder belangrijk met betrekking tot degenen voor wie zijn zending bestemd is. juist om zijn ambt menselijk gezien zo geloofwaardig en aanvaardbaar mogelijk te doen zijn is het nodig dat de priester zijn menselijke persoon zodanig vormt dat hij geen obstakel maar een brug is voor de anderen in hun ontmoeting met Jezus Christus, de Verlosser van de mens. Het is nodig dat de priester naar het voorbeeld van Jezus, die "wist wat er in de mens stak" (Joh. 2, 25) Vgl. Joh. 8,3-11 , in staat is de menselijke ziel grondig te kennen, moeilijkheden en problemen aan te voelen, de ontmoeting en de dialoog te vergemakkelijken, vertrouwen en medewerking te verkrijgen en heldere en objectieve oordelen te formuleren.
De toekomstige priesters moeten dus niet alleen voor een juiste en noodzakelijke rijping en verwerkelijking van zichzelf maar ook met het oog op hun ambt een aantal menselijk kwaliteiten cultiveren die nodig zijn voor de vorming van evenwichtige, sterke en vrije persoonlijkheden, die in staat zijn de last van de pastorale verantwoordelijkheden te dragen. Nodig is dus de opvoeding tot liefde voor de waarheid, tot eerbied voor iedere mens, tot gevoel voor rechtvaardigheid, tot trouw aan het gegeven woord, tot echt medelijden, tot standvastigheid en in het bijzonder tot een evenwichtig oordeel en gedrag. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 3 Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Fundamentele normen voor de priestervorming, Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica (6 jan 1970), 51 De apostel Paulus heeft aan de christenen van Filippi een eenvoudig en bindend programma voor die menselijke vorming voorgehouden: "Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdiend" (Fil. 4, 8). Het is interessant op te merken hoe Paulus zichzelf aan zijn gelovigen voorstelt als model juist van die diep menselijke kwaliteiten. Hij voegt er onmiddellijk aan toe; "Brengt in praktijk wat u geleerd is en overgeleverd en wat gij van mij hebt gehoord en gezien" (Fil. 4, 9).
Bijzonder belangrijk is het vermogen tot goede verhoudingen met de anderen, dat een waarlijk essentieel element is voor wie geroepen is om verantwoordelijkheid te dragen voor een gemeenschap en om een "gemeenschapsmens" te zijn. Dit eist dat de priester niet arrogant noch twistziek is, maar minzaam, gastvrij, oprecht in woord en hart, Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 21 prudent en discreet, edelmoedig en dienstwaardig, in staat om zelf eerlijke en broederlijke relaties aan te gaan en deze bij allen op te wekken, bereid om te begrijpen, te vergeven en te troosten Vgl. 1 Tim. 3, 1-5 Vgl. Tit. 1, 7-9 . De huidige mensheid, die vaak veroordeeld is tot situaties van massacultuur en eenzaamheid, vooral in de grote steden, wordt steeds gevoeliger voor de waarde van de gemeenschap, wat nu één van de meest sprekende tekens en één van de meest doelmatige wegen is voor de boodschap van het Evangelie.
In deze context is de vorming van de kandidaat voor het priesterschap tot affectieve rijpheid, als resultaat van de opvoeding tot ware liefde en verantwoordelijkheid, een bepalend en beslissend moment.
De affectieve rijping veronderstelt het besef van de centrale plaats van de liefde in het menselijk bestaan. Zoals ik geschreven heb in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979), "kan de mens niet zonder liefde leven. Hij krijgt nooit inzicht in zichzelf, en zijn leven is zinloos als hem geen liefde betoond wordt, als hij geen liefde vindt, als hij haar niet ervaart en zich eigen maakt, als hij er niet levendig deel aan heeft". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10
Het gaat om een liefde waarin de hele persoon betrokken is, in zijn fysieke, psychische en geestelijke dimensies en elementen, en die zich uitdrukt in de "bruidszin" van het menselijk lichaam, dank zij welke de mens zichzelf aan de ander geeft en de ander ontvangt. De juiste begrepen seksuele opvoeding streeft naar het verstaan en verwerkelijken van deze "waarheid" over de menselijke liefde. Men moet vaststellen dat er een wijd verspreide sociale en culturele situatie is "die de menselijke seksualiteit grotendeels 'banaliseert', omdat zij haar interpreteert en beleeft op gereduceerde en verarmde wijze, door haar alleen te verbinden met het lichaam en met het egoïstisch genot". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 37 De situaties in de gezinnen waaruit de priesterroepingen voortkomen, vertonen wat dit betreft dikwijls vele gebreken en soms ook ernstige onevenwichtigheden.
In een dergelijk context wordt het moeilijker maar ook dringender op te voeden tot een seksualiteit die werkelijk en volledig persoonlijk is en daarom plaats inruimt voor waardering en liefde voor de kuisheid "als deugd die de waarachtige rijpheid van de persoon ontwikkelt en hem bekwaam maakt om de "bruidszin" van het lichaam te respecteren en te bevorderen." H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 37
De opvoeding tot liefde en verantwoordelijkheid en de affectieve rijping van de mens blijken volstrekt noodzakelijk voor wie, zoals de priester, geroepen is tot het celibaat ofwel tot het geven van heel zijn liefde en zorg aan Jezus Christus en de Kerk, met de genade van de Geest en het vrije antwoord van de wil. Met het oog op de verplichting van het celibaat moet de affectieve rijpheid een grote, levendige en persoonlijke liefde voor Jezus Christus weten in te sluiten in de menselijke relaties van oprechte vriendschap en diepe broederlijkheid. Zoals de Synodevaders geschreven hebben, "is in het opwekken van de affectieve rijpheid de liefde voor Christus, uitgestrekt in een universele toewijding, van het grootste belang. Zo zal de kandidaat, die tot het celibaat geroepen is, in de affectieve rijpheid een krachtige steun vinden om met trouw en vreugde in kuisheid te leven". Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 21
Omdat het charisma van het celibaat, ook als het authentiek en beproefd is, de neigingen van de affectiviteit en de aandriften van het instinct intact laat, hebben de kandidaten voor het priesterschap een affectieve rijpheid nodig die in staat is tot voorzichtigheid, tot afstand van alles wat haar kan bedreigen, tot waakzaamheid over het lichaam en de geest, tot achting en eerbied in de interpersoonlijke relaties met mannen en vrouwen. Een kostbare hulp kan geboden worden door een geschikte opvoeding tot echte vriendschap, naar gelijkenis van de banden van broederlijke liefde in het leven van Jezus zelf Vgl. Joh. 11, 5 .
De menselijke rijpheid, vooral de affectieve, eist een duidelijke en krachtige vorming tot een vrijheid die de gestalte heeft van overtuigende en hartelijke gehoorzaamheid aan de "waarheid" van het eigen zijn, aan de "zin" van het eigen bestaan ofwel aan de "oprechte gave van zichzelf", als de weg en de fundamentele inhoud van de authentieke zelfverwerkelijking. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 24 De zo begrepen vrijheid eist dat de mens werkelijk meester is over zichzelf, vast besloten is de verschillende vormen van egoïsme en van individualisme, die ieder leven bedreigen, te bestrijden en te overwinnen, bereid is zich open te stellen voor anderen en edelmoedig is in de toewijding en de dienst aan de naaste. Dat is belangrijk voor het antwoord dat gegeven moet worden op de roeping en speciaal op de priesterroeping en voor de trouw daaraan en aan de verplichtingen welke daarmee verbonden zijn ook op moeilijke ogenblikken. Op deze weg van de opvoeding tot rijpe vrijheid en verantwoordelijkheid kan het gemeenschapsleven van het seminarie hulp bieden. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 21
Innig verbonden met de vorming van de vrijheid is de opvoeding van het morele geweten. Terwijl dit vanuit het binnenste van het eigen "ik" aanspoort tot gehoorzaamheid aan de morele verplichtingen, maakt het de diepe betekenis van die gehoorzaamheid duidelijk, namelijk een bewust en vrij antwoord uit liefde op wat God en zijn liefde vragen. De Synodevaders schrijven; "De menselijke rijpheid van de priester moet speciaal de vorming van zijn geweten insluiten. Om trouw zijn verplichtingen jegens God en de Kerk te kunnen vervullen en om met wijsheid de gewetens van de gelovigen te kunnen leiden moet de kandidaat zich er aan wennen te luisteren naar de stem van God die in zijn hart spreekt, en met liefde en standvastigheid in te stemmen met zijn wil. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 22