H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1992
Ondanks vele tegenstellingen vinden wij in het maatschappelijke milieu een wijd verbreide en sterke dorst naar rechtvaardigheid en vrede, een levendiger begrip voor de zorg die de mens moet hebben voor de schepping, en voor de eerbiediging van de natuur, een meer open zoeken van de waarheid en van de bescherming van de menselijke waardigheid, een toenemende inzet in vele lagen van de wereldbevolking voor een meer concrete internationale solidariteit en voor een nieuwe wereldorde in vrijheid en gerechtigheid. Ook het potentieel van krachten dat de wetenschappen aanbieden, groeit en ontwikkelt zich steeds meer. De informatie en de cultuur verspreiden zich, alsmede een nieuwe ethische vraag, nl. de vraag naar zin en dus naar een objectieve waardeschaal, die in staat stelt de mogelijkheden en de grenzen van de vooruitgang te bepalen.
Op meer specifiek godsdienstig en christelijk gebied vallen ideologische vooroordelen en gewelddadige verhindering van de verkondiging van geestelijke en godsdienstige waarden weg, terwijl nieuwe en onverhoopte mogelijkheden voor de evangelisatie ontstaan en in vele delen van de wereld het kerkelijke leven hervat wordt. Men ziet een groeiende verspreiding van de kennis van de Heilige Schrift; een vitaliteit en een expansieve kracht van vele jonge kerken met een steeds belangrijkere rol in de verdediging en de bevordering van de waarden van de mens en van het menselijke leven; een schitterend getuigenis van het martelaarschap van de kant van de kerken van Midden- en Oost-Europa, alsmede een getuigenis van trouw en moed van de kant van andere kerken, die nog gedwongen zijn vervolging en lijden te verduren omwille van het geloof. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 3
Het verlangen naar God en naar een levende en zinvolle relatie met Hem dringt zich heden ten dage zo sterk op dat het daar waar de authentieke en integrale verkondiging van het Evangelie van Jezus ontbreekt, de verbreiding begunstigt van vormen van religiositeit zonder God en van talrijke sekten. De verspreiding daarvan ook in sommige traditioneel christelijke milieus is voor alle kinderen van de Kerk en in het bijzonder voor de priesters een voortdurende reden voor een gewetensonderzoek inzake de geloofwaardigheid van hun getuigenis van het Evangelie, maar geeft tevens aan hoe diep en verspreid het zoeken van God nog altijd is.
Het rationalisme blijkt nog steeds zeer verspreid. In naam van een verenigd begrip van “wetenschap” maakt het de menselijke rede ongevoelig voor de ontmoeting met de openbaring en met de goddelijke transcendentie.
Verder valt een overdreven verdediging van de subjectiviteit van de mens op te merken, welke hem dreigt op te sluiten in een individualisme dat niet in staat is tot echte menselijke relatie. Zodoende zoeken velen, vooral onder de jongens en de jongeren, de eenzaamheid te compenseren door surrogaten van allerlei aard, door min of meer sterke vormen van hedonisme, van vlucht voor verantwoordelijkheid. Opgesloten in het vluchtige ogenblik proberen zij individuele ervaringen te genieten die zo sterk mogelijk zijn en zoveel mogelijk voldoening geven op het vlak van de directe emoties en sensaties, waarbij zij echter onvermijdelijk onverschillig en als verlamd blijven tegenover de oproep tot een levensontwerp dat een geestelijke en godsdienstige dimensie en een plicht van solidariteit insluit.
Bovendien verspreidt zich in alle delen van de wereld, ook na de val van de ideologieën welke van het materialisme een dogma en van de verwerping van de godsdienst een programma hadden gemaakt, een soort praktisch en existentieel atheïsme dat samenvalt met een geseculariseerde visie op het leven en de bestemming van de mens. Deze mens die “geheel door zichzelf in beslag genomen wordt, deze mens die zich niet alleen tot het centrum maakt van alle belangen maar zichzelf beginsel en reden durft te nemen van alle realiteiten”, H. Paus Paulus VI, Homilie, Homilie bij de laatste algemene zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, Hodie Concilium Oecumenicum (7 dec 1965), 5 is steeds armer aan het “geestelijke supplement”, dat des te meer noodzakelijk is voor hem naarmate een ruime beschikbaarheid van materiële goederen en hulpmiddelen hem meer de illusie van zelfgenoegzaamheid geeft. Het is niet meer nodig God te bestrijden, men denkt het eenvoudig zonder Hem te kunnen stellen.
In het bijzonder moeten de ontbinding van het gezin en de verduistering of de verdraaiing van de ware zin van de menselijke seksualiteit vermeld worden. Dat zijn verschijnselen die sterk negatief inwerken op de opvoeding van de jongeren en op hun beschikbaarheid voor een godsdienstige roeping. Bovendien moeten de vergroting van de sociale onrechtvaardigheid en de concentratie van de rijkdommen in de handen van weinigen genoemd worden, welke de vrucht zijn van een onmenselijk kapitalisme, Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 3 dat de afstand tussen rijke en arme volkeren steeds groter maakt. Zo worden in de menselijke samenleving spanningen en onrust teweeggebracht die het leven van de mensen en de gemeenschap diep verstoren.
Ook in het kerkelijke milieu doen zich zorgwekkende en negatieve verschijnselen voor, die een directe invloed hebben op het leven en ambt van de priesters. Zo de godsdienstige onwetendheid waarin vele gelovigen verkeren; de geringe uitwerking van de catechese, die verstikt wordt door de meer verspreide en overtuigende boodschappen van de massacommunicatiemiddelen; een verkeerd begrepen theologisch, cultureel en pastoraal pluralisme dat, ook al gaat het soms uit van goede bedoelingen, tenslotte de oecumenische dialoog bemoeilijkt en de noodzakelijke eenheid van geloof aantast het voortduren van een gevoel van wantrouwen en bijna van onverdraagzaamheid voor het hiërarchische leergezag; de eenzijdige stromingen die de rijkdom van de evangelische boodschap reduceren en de verkondiging en het getuigenis van het geloof omzetten in een exclusieve factor van menselijke en sociale bevrijding of in een vervreemdende vlucht in bijgeloof en in religiositeit zonder God. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones t.b.v. de 8e Bisschoppensynode over de vorming van priesters, 3
Een zeer belangrijk verschijnsel, dat in vele landen met een oude christelijke traditie relatief recent is, is de aanwezigheid in eenzelfde streek van sterke kernen van verschillende rassen en godsdiensten. Zodoende ontwikkelt zich steeds meer een multiraciale en multireligieuze maatschappij. Dat kan enerzijds een gelegenheid zijn voor een meer frequente en vruchtbare dialoog, voor een open mentaliteit, voor gevoelens van gastvrijheid en juiste verdraagzaamheid, maar anderzijds een aanleiding zijn voor verwarring en relativisme, vooral bij mensen en volken met een minder rijp geloof.
Hier komt, in nauwe samenhang met de groei van het individualisme, nog het verschijnsel van de subjectivering van het geloof bij. Men ziet namelijk bij een groeiend aantal christenen een geringere gevoeligheid voor het totale en objectieve geheel van de geloofsleer en een subjectieve instemming met wat behaagt, met wat overeenkomt met de eigen ervaring, met wat de eigen gewoonten niet verstoort. Ook het beroep op de onschendbaarheid van het persoonlijke geweten, dat op zich gewettigd is, neemt in deze context gevaarlijke trekken van dubbelzinnigheid aan.
Hieruit vloeit ook het verschijnsel voort van het steeds meer gedeeltelijk en voorwaardelijk lidmaatschap van de Kerk, dat een negatieve invloed uitoefent op het ontstaan van nieuwe priesterroepingen, op het zelfbewustzijn van de priester en op zijn dienstwerk in de gemeenschap.
Tenslotte: ook nu nog schept de schaarse aanwezigheid en beschikbaarheid van priesters op vele kerkelijke gebieden de grootste problemen. De gelovigen worden vaak gedurende lange perioden aan zichzelf overgelaten, zonder passende pastorale bijstand. De groei van hun christelijke leven in zijn geheel lijdt daaronder en nog meer hun vermogen om vervolgens bevorderaars van de evangelisatie te worden.