H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1992
Aan alle priesters houd ik nogmaals voor wat ik tot velen van hen gezegd heb bij een andere gelegenheid: "De priesterroeping is wezenlijk een roeping tot heiligheid, in de vorm die voortvloeit uit het sacrament van het priesterschap. De heiligheid is vertrouwelijke omgang met God; zij is navolging van de arme, kuise en nederige Jezus; zij is liefde zonder voorbehoud voor de zielen en toewijding aan hun echte welzijn; zij is liefde voor de Kerk, die heilig is en wil dat wij heilig zijn, omdat dit de zending is welke Christus haar heeft toevertrouwd. Ieder van u moet ook heilig zijn om de broeders te helpen hun roeping tot heiligheid te volgen. Hoe zou men (...) niet nadenken over de wezenlijke rol die de heilige Geest vervult in de specifieke roeping tot heiligheid die het priesterambt eigen is? herinneren wij ons de woorden van de ritus van de priesterwijding, welke beschouwd worden als de centrale woorden in de sacramentele formule: Wij bidden U, almachtige Vader, verleen uw dienaren hier de waardigheid van het priesterschap, wek opnieuw in hen uw Geest met zijn heiligende kracht. Geef hun het ambt van medewerker in onze bediening en zorg dat hun leven voor uw volk een voorbeeld is". Door de wijding heb u, dierbaren, de Geest van Christus zelf ontvangen, die u aan Hem gelijkvormig maakt, opdat u in zijn naam kunt handelen en zijn gezindheid in u kunt doen heersen. Deze innige gemeenschap met de Geest van Christus, die de doeltreffendheid waarborgt van het sacramentele handelen dat u verricht "in persona Christi", vraagt ook nog om uitgedrukt te worden in het vuur van het gebed, in de samenhang van het leven, in de herderlijke liefde van een dienstwerk dat onvermoeibaar streeft naar het heil van de broeders. Zij vraagt, in één woord, om uw persoonlijke heiliging". H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Sint Pietersbasiliek, Vaticaan, Bij de Concelebratie aan het einde van de wereld "retraite" voor priesters (9 okt 1984), 2