
Alfredo Kardinaal Ottaviani en Antonio Kardinaal Bacci - 5 juni 1969
KORT KRITISCH ONDERZOEK VAN DE NIEUWE MISORDE | |||
► | Een overvloedige aanwinst? |
Wij hebben ons beperkt tot een kort onderzoek van de nieuwe misorde in zijn belangrijkste afwijkingen van de theologie van de katholieke Heilige Mis. De door ons aangeduide vaststellingen betreffen slechts de grondvorm van de nieuwe misorde. Een volledige evaluatie van de valstrikken, de gevaren en van de spiritueel zowel als psychologisch destructieve elementen, die dit document zowel in de teksten als in de rubrieken en in de instructies bevat, zou een veel omvangrijker arbeid vereisen.
Slechts kort zijn wij op de nieuwe "eucharistische hooggebeden" ingegaan, daar die reeds meer dan eens en vanuit competente hoek naar vorm en inhoud werden bekritiseerd. Staan we echter even stil bij het "2de eucharistisch hooggebed" in het bijzonder dat de gelovigen onmiddellijk ergerde door zijn uiterste kortheid en schraalheid. Men heeft getracht om die voor te stellen als de "canon van Hippolytus", ofschoon hij nauwelijks enig woordgebruik van deze oude canon heeft bewaard. Meer zelfs, eigenlijk bestaat deze oude canon niet! Hij werd immers door dom Botte, benedictijn van de Keizersberg te Leuven, opgesteld. Met behulp van verschillende oude liturgische documenten vervaardigde hij een canon die hij aan de tegenpaus Hippolytus (217-235) toeschreef. Geen enkel manuscript geeft echter die tekst, zodat het hier veeleer gaat om een soort compilatie van her en der zwervende stukjes uit verschillende bronnen van verschillende tijden. Het geschiedkundig onderzoek heeft daarenboven vastgesteld dat er twee tijdgenoten met de naam Hippolytus waren: de tegenpaus en een in nevelen gehulde oosterse bisschop. Men weet hoegenaamd niet aan wie van beide personen men deze canon moet toeschrijven, want geen enkele oorkonde bewijst dat de tegenpaus Hippolytus deze "canon" voor liturgisch gebruik heeft opgesteld. (Noot van de Vertaler) Over deze tweede canon werd o.a. geschreven dat hij met een volledig gerust geweten zou kunnen worden gebruikt door een priester die niet meer in de transsubstantiatie noch in het offerkarakter van de Mis gelooft en dat hij daarom zonder enig probleem door een protestantse dominee zou kunnen worden aangewend.
De nieuwe ritus, die men als pluralistisch en experimenteel voorstelt, is dus vanaf het begin voortdurend onderworpen aan de verscheidenheid van tijd en plaats. Nadat aldus de eenheid van eredienst is vernietigd, waaruit zal nu die eenheid in het geloof bestaan die daaruit voortkwam en waarover men altijd gesproken heeft als over "een verheven werkelijkheid" die compromisloos verdedigd moest worden?
Uit dit alles wordt het overduidelijk dat de nieuwe Misorde niet meer de uitdrukking van het geloof van het Concilie van Trente wil zijn. Aan dit geloof echter is het katholieke geweten voor altijd gebonden. Hieruit volgt dat de waarachtige katholiek zich dus door de uitvaardiging van de nieuwe Misorde in een tragisch dilemma ziet verstrikt.