Belgische Bisschoppenconferentie - 29 november 2005
De bisschoppen van België hebben kennis genomen van de nieuwe Romeinse instructie van de Congregatie voor het Katholiek Onderwijs. De tekst herinnert aan enkele criteria die moeten toelaten zich ervan te vergewissen of een kandidaat-priester wel degelijk beschikt over de noodzakelijke psychologische vrijheid om zich voor het priesterschap te engageren.
Het priesterschap is in de Latijnse Kerk voorbehouden aan mannen die zich geroepen weten en zich engageren om te leven volgens het godgewijde celibaat. De verantwoordelijken van het seminarie moeten dus ook de affectieve en seksuele rijpheid van elke kandidaat nagaan om zich ervan te vergewissen of hij zich in deze levensstaat ten volle kan ontplooien zonder relationele ontsporingen.
Een kandidaat die zich aanbiedt en zware moeilijkheden ondervindt om celibatair te leven, kan niet worden toegelaten tot het priesterschap. Dit kan zich op verschillende manieren manifesteren: ofwel omdat hij niet kan leven zonder intieme lichamelijke omgang, ofwel omdat hij een seksualiteitsbeleving voorstaat waarin geen plaats is voor trouw, respect en duurzaamheid, ofwel omdat het seksuele verlangen zo diep in hem geworteld is dat het hem belet het godgewijde celibaat in alle vrijheid en op een serene manier te beleven.
Dergelijke beoordelingscriteria worden in de seminaries van ons land toegepast en gelden voor alle priesterkandidaten, ongeacht hun seksuele geaardheid. Hiernaar wordt uitdrukkelijk verwezen in de inleiding, alleen opteerden de auteurs van de huidige instructie ervoor eraan te herinneren dat die voorschriften ook gelden voor priesterkandidaten met een homoseksuele geaardheid.
Waarom dan een document publiceren dat alleen gaat over het toelaten van homoseksueel geaarde kandidaten tot het seminarie? Omdat, aldus de instructie, de huidige situatie dit dringend vereiste. Het thema van de homoseksualiteit geniet vandaag een grote belangstelling. Een positief gevolg daarvan is dat homoseksuelen met meer respect en minder discriminerend behandeld worden. Niettemin is het risico niet denkbeeldig dat een dergelijke evolutie elke beoordeling van homoseksualiteit met betrekking tot priesterkandidaten banaliseert. De instructie herinnert eraan dat indien de homoseksuele geaardheid van een kandidaat-priester een obstakel blijkt te zijn voor de vrije instemming met het godgewijde celibaat of nog voor een eerlijke relatie met mannen en vrouwen, de kandidaat-priester niet aanvaard kan worden.
De bisschoppen zijn ervan overtuigd dat de seminarieverantwoordelijken de aandachtspunten van de instructie zullen integreren in hun globale beoordeling van de geschiktheid van kandidaten tot het priesterschap.