
H. Paus Johannes Paulus II - 10 juni 1984
Zeergeliefde broeders en zusters!
'Het bloed van de martelaren is het zaad van de Christenen' Tertullianus, Apologeticum. 50: PL l, 534
Tijdens mijn recente apostolische reis naar het Verre Oosten heb ik de vreugde beleefd honderddrie belijders van het katholieke geloof heilig te verklaren die, door Korea
te evangeliseren met de verkondiging van de boodschap van Christus, het voorrecht hebben gehad met het hoogste offer van hun aardse leven te getuigen van het eeuwig leven in de verrezen Heer.
Deze gelegenheid heeft me enige overwegingen ingegeven welke ik onder de aandacht van alle gelovigen wil brengen voor de aanstaande wereldmissiedag.
De Brieven en de Handelingen van de apostelen verklaren namelijk, dat te mogen lijden 'voor de naam Jezus' een bijzonder genade is. Wij lezen bijvoorbeeld hoe de apostelen 'heengingen ... verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam' (Hand. 5, 41), in volmaakte overeenstemming met hetgeen de Verlosser had verkondigd in de Bergrede: 'Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht .. .' (Mt. 5, 11).
Christus zelf heeft zijn verlossingswerk voor de mensheid vooral verwezenlijkt door het smartelijk lijden en de wreedste marteldood, en heeft eveneens deze weg aan zijn volgelingen gewezen: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen' (Mt. 16, 24). De liefde gaat dus onvermijdelijk langs het kruis en wordt daarin creatief en een bron van onuitputtelijke verlossingskracht. 'Gij weet - schrijft de heilige Petrus - dat gij niet met vergankelijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost uit het zinloze bestaan dat gij van uw vaderen had geërfd. Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus, het lam zonder vlek of gebrek' (1 Pt. 1, 18-19). Vgl. 1 Kor. 6, 20
Wij hebben dit buitengewone mysterie van de goddelijke liefde diep overwogen in het heilig jaar van de verlossing, dat pas is afgesloten. Miljoenen gelovigen, van wie velen naar Rome kwamen om hun geloofsbelijdenis te hernieuwen op de graven van de apostelen die als eersten de marteldood van hun Meester hebben gedeeld, hebben het in het diepste van hun hart overwogen en beschouwd. Het geloof dat reeds een eerste getuigenis kreeg aan de voet van het kruis in de woorden van de honderdman en van degenen die de wacht bij Jezus hielden (Mt. 27, 54).
Vanaf die beslissende gebeurtenis voor de mensengeschiedenis zijn de apostelen en hun opvolgers in de loop van de eeuwen de dood en de verrijzenis van Christus, onze enige Heer, blijven verkondigen: 'Bij niemand anders is de redding te vinden en geen andere Naam onder hemel is aan de mensen gegeven waarin zij gered moeten worden' (Hand. 4, 12). Maar vooral het getuigenis van het lijden tot het uiterste, dat zowel door Christus als zijn volgelingen werd gegeven, heeft de geest en het hart van de mensen ontvankelijk gemaakt voor de bekering tot het evangelie: een getuigenis van de hoogste liefde: want 'geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden' (Joh. 15, 13).
Dit is het getuigenis dat de menigte martelaren en belijders door de tijd hebben gegeven door met hun offer en overgave het ontstaan en de bloei van de verschillende kerken - zoals de Koreaanse waarover ik in het begin sprak -mogelijk te maken en nieuwe gronden vruchtbaar te maken met hun bloed om ze te veranderen in vruchtbare velden voor het Evangelie; want 'als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort' (Joh. 12, 24).
Deze geloofshelden hebben de fundamentele opvatting - door mij weergegeven in de brief over de christelijke zin van het menselijk lijden - goed begrepen en in praktijk gebracht, dat indien Christus de verlossing van de mensheid heeft bewerkt door het kruis en in plaats van de mens en voor de mens heeft geleden, is iedere mens 'geroepen tot zijn aandeel in het lijden waardoor alle menselijk lijden ook werd verlost. Door de verlossing in zijn lijden tot stand te brengen, heeft Christus ook het menselijk lijden verheven tot het vlak van de verlossing. Daarom kan ieder mens in zijn Jijden ook een aandeel verwerven in het verlossende lijden van Christus'. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 19
Het lijkt me, dat de missionaire implicaties van hetgeen ik uiteen heb gezet, duidelijk zijn. Ik zou daarom in deze boodschap voor missiedag 1984 alle gelovigen dringend willen aansporen het leed in zijn velerlei vormen waarde te geven door het te verenigen met het kruisoffer voor de evangelisatie, dat wil zeggen voor de verlossing van allen die Christus nog niet kennen.
Er zijn nog miljoenen broeders die het evangelie niet kennen en niet genieten van de onmetelijke schatten van het hart van de Verlosser. Voor hen heeft het leed geen bevredigende verklaring; het is de meest verpletterende en onverklaarbare ongerijmdheid welke tragisch met het verlangen van de mens naar volledig geluk in strijd is.
Alleen het kruis van Christus werpt een straal licht op dit mysterie; alleen in het kruis kan de mens een geldig antwoord vinden op de angstige vraag, welke uit de ervaring van het lijden naar voren komt. De heiligen hebben dat diep verstaan en hebben het aanvaard, en zelfs dikwijls vurig verlangd met het lijden van de Heer te worden verenigd door zich de woorden van de apostel eigen te maken: 'Ik vul in mijn lichaam aan wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de Kerk' (Kol. 1, 24).
Ik nodig daarom alle gelovigen die lijden uit - en niemand blijft van het leed gevrijwaard - deze apostolische en missionaire zin aan hun lijden te geven.
De heilige Franciscus Xaverius, de patroon van de missies, heeft in zijn evangelisatieijver, gedreven om de naam van Christus tot de uiteinden van de aarde te brengen, niet geaarzeld alle soorten moeiten het hoofd te bieden: honger, kou, schip breuk, vervolging en ziekte; alleen de dood heeft zijn wedloop onderbroken.
De heilige Theresia van het kind Jezus, patrones van de missies, gevangene van de liefde in de Karrnel van Lisieux, had heel de wereld door willen trekken om het kruis van Christus te planten op elke plaats. 'Ik zou missionaris willen zijn, niet voor een paar jaar, maar ik zou het hebben willen zijn vanaf de schepping van de wereld en het willen blijven tot aan de voleinding der tijden'. H. Teresia van Lisieux van het Kind Jezus, Geschiedenis van een ziel, Histoire d'une âme. Manuscript B, f. 3r En zij heeft de universaliteit en apostoliciteit van haar verlangens geconcretiseerd in het lijden dat zij van God vroeg en in het kostbare aanbod van zichzelf als vrijwillig slachtoffer aan de barmhartige liefde.
Een lijden dat zijn hoogtepunt en tegelijk zijn hoogste graad van apostolische vruchtbaarheid bereikt in het martelaarschap van de geest, in de kwelling van de duisternis van het geloof, heldhaftig gedragen om het licht van het geloof te verkrijgen voor zovele broeders die ondergedompeld zijn in de duisternis.
De Kerk nodigt ons door deze twee schitterende voorbeelden voor te stellen niet alleen uit tot bezinning, maar ook tot navolging.
Wij kunnen daarom op een drievoudige wijze actief aan de uitbreiding van het rijk van Christus en de ontwikkeling van zijn mystiek lichaam meewerken:
Dit brede en veelomvattende programma vereiste in alle gelovigen een edelmoedige bereidwilligheid. Ik wil ze aan alle Christenen voorstellen en er nogmaals aan herinneren dat iedere gedoopte missionair is en moet zijn, ook al is het op een verschillende manier en in een verschillende mate. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 36 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 781
Ik vertrouw ze op bijzondere wijze toe aan de Pauselijke missiewerken, die bevoorrechte werktuigen zijn van het missionair dynamisme van de Kerk en die niet alleen op de . speciale werelddag, maar gedurende het hele jaar de missie-· geest moeten bevorderen, welke geen bijkomstig, maar een wezenlijk element is van de natuur van het mystiek lichaam.
Het werk van de Voortplanting des geloofs, het Sint Petrusliefdewerk voor de seminaries en de priesterroepingen en religieuze roepingen in de missielanden, het werk van de Heilige kindsheid, de Missiebond van priesters, religieuze en seculiere instituten, vormen evenzovele middelen die voor de missiebevordering in de verschillende sectoren door tientallen jaren ervaring zijn beproefd.
Ik weet dat deze verdienstelijke werken, die zich niet tevreden stellen met het aanvaarden van de economische middelen, die door de edelmoedigheid van de gelovigen worden gegeven - onontbeerlijke middelen voor de bouw van kerken, seminaries, scholen, toevluchtshuizen en ziekenhuizen - een intens werk van missionaire bezieling verwezenlijken. Ook het waarderen van het lijden met een missionair doel, dat ik voor de missiedag 1984 aan de bijzondere overweging van heel het volk van God heb willen voorleggen, vormt een van de edelste uitingen van hun apostolaat, dat een bereidwillige instemming heeft gewekt onder de zieken, bejaarden, hen die in de steek zijn gelaten, uitgestotenen alsook van de gevangenen.
Maar er moet meer worden gedaan. Zoveel menselijk lijden heeft namelijk nog niet zijn verheven doel en apostolische uitweg gevonden, waaruit een enorm goed kan voortkomen voor de vooruitgang van de evangelisatie, voor de groei van het mystiek lichaam van Christus. Dit is misschien de hoogste vorm van missionaire samenwerking, omdat ze haar grootste doeltreffendheid juist bereikt in de vereniging van het lijden van de mensen met het offer van Christus op Calvarië, dat onophoudelijk op de altaren wordt hernieuwd.
Zeergeliefde broeders en zusters die te lijden hebt in de ziel en in het lichaam, weet dat de Kerk vertrouwen in u heeft, dat de paus op u rekent, opdat de naam van Jezus wordt verkondigd tot aan het uiteinde van de aarde. Ik zou u nogmaals willen herinneren aan wat ik heb geschreven in de brief over de christelijke zin van het menselijk lijden:
'Het Evangelie van het lijden wordt zonder ophouden geschreven, en het spreekt zonder ophouden met de woorden van deze wonderlijke paradox: de bronnen van de goddelijke kracht ontspringen nu juist middenin de menselijke zwakheid. Zij die in het lijden van Christus delen, behoeden in hun lijden een deel van de oneindige schat van de verlossing van de wereld, en kunnen die schat aan anderen meedelen. Hoe meer een mens door zonde wordt bedreigd, hoe zwaarder de structuren van de zonde die onze huidige wereld bepalen, wegen, des te groter is de uitdrukkingskracht die het menselijk lijden in zich draagt. En des te meer gevoelt de Kerk de noodzaak, om haar toevlucht te nemen tot de waarde van het menselijk lijden voor de redding van de wereld'. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 27
Maria, 'koningin van de martelaren' en 'koningin van de apostelen', wek in allen het verlangen verbonden te zijn met het lijden van Christus de universele Verlosser.
Op deze pinksterzondag die door heel de Kerk in een missiegeest moet worden beleefd, verleen ik graag mijn bijzondere apostolische zegen aan allen die, direct of indirect, hun krachten en hun lijden besteden om aan de mensheid het licht van het evangelie mee te delen.
Vanuit het Vaticaan, 10 juni, Pinksterfeest, 1984, het zesde jaar van ons pontificaat.
JOHANNES PAULUS PP. II