
Congregatie voor de Geloofsleer - 22 februari 1987
De in vitro verkregen menselijke embryo's zijn menselijke wezens en subjecten met rechten: hun waardigheid en recht op leven moeten worden geëerbiedigd vanaf het eerste moment van hun bestaan. Het is immoreel menselijke embryo's te produceren die bestemd zijn te worden gebruikt als beschikbaar 'biologisch materiaal'.
In de gewone praktijk van de in vitro bevruchting worden niet alle embryo's overgebracht in het lichaam van de vrouw; sommige worden vernietigd. Evenals zij de abortus provocatus veroordeelt, verbiedt de kerk ook een aanslag te doen op het leven van deze menselijke wezens. Het betaamt op de bijzondere ernst te wijzen van de opzettelijke vernietiging van menselijke embryo's die, bestemd voor onderzoek, in vitro zijn verkregen door kunstmatige bevruchting of door 'tweeling splitsing'. Door zo te handelen stelt de onderzoeker zich in de plaats van God en maakt zich, ook wanneer bij zich daarvan niet bewust is, tot heer van de bestemming van anderen in zover hij willekeurig kiest wie bij laat levenen wie bij ter dood brengt en weerloze menselijke wezens onderdrukt.
Om dezelfde redenen zijn de observatie- of experimenteermethoden die schade veroorzaken of ernstige en onevenredige gevaren opleveren voor in vitro verkregen embryo's moreel ongeoorloofd. leder menselijk wezen moet om zichzelf worden gerespecteerd en mag niet worden teruggebracht tot een loutere en eenvoudige waarde als middel tot nut van anderen. Het is daarom niet in overeenstemming met de moraal menselijke in vitro verkregen embryo's opzettelijk aan de dood bloot te stellen. Ten gevolge van het feit, dat zij in vitro zijn geproduceerd, blijven deze embryo's die niet in het lichaam van de moeder worden overgebracht en 'overbodig' worden genoemd, aan een absurd lot blootgesteld, zonder de mogelijkheid dat hun zekere en geoorloofde wegen worden geboden om te overleven.