H. Paus Johannes Paulus II - 11 februari 1984
Uit de overweging van de parabel van het evangelie kunnen wij de conclusie trekken dat het lijden, dat in allerlei vormen in de menselijke wereld voorkomt, ook onder hen aanwezig is om in de mens de liefde op te wekken, namelijk dat onbaatzuchtige wegschenken van zichzelf ten bate van de andere mensen die door lijden op de proef worden gesteld. De wereld van het menselijk leed vraagt als het ware voortdurend om een andere wereld, de wereld van de menselijke liefde; in zekere zin is het lijden de oorzaak dat de mens, zonder aan eigen voordeel te denken, in zijn hart en in zijn handelen door deze liefde geprikkeld wordt. De mens als "naaste" mag, omwille van de fundamentele lotsverbondenheid van de mensen en zeker omwille van de naastenliefde, niet onverschillig voorbijgaan als hij het lijden van anderen ziet. Hij moet "blijven stilstaan", “ontroerd worden", zich gedragen als de Samaritaan in de parabel van het evangelie. De parabel drukt in wezen een diep christelijke waarheid uit, die tegelijk volkomen algemeen menselijk is. Niet zonder reden wordt alles wat voor de lijdende of hulpbehoevende mens gedaan wordt, ook in het gewone taalgebruik het werk van een "barmhartige Samaritaan" genoemd.
Deze activiteit heeft in de loop der eeuwen institutionele en goed georganiseerde vormen aangenomen en vormt als het ware een eigen arbeidsterrein in ieders beroep; zo is het beroep van de arts of de ziekenverpleegster en dergelijke het werk van een "barmhartige Samaritaan"! met het oog op het evangelische karakter van dit werk zijn wij meer geneigd om aan een roeping dan aan een beroep te denken. De instellingen die in de loop der eeuwen de functie van de "barmhartige Samaritaan" hebben uitgeoefend, hebben zich in onze eeuw nog meer ontwikkeld en gespecialiseerd. Dit bewijst inderdaad zonder enige twijfel dat de mensen van deze tijd zich met steeds groter nauwgezetheid en scherpzinnigheid over het lijden van de naaste buigen en dat zij zich met steeds groter nauwgezetheid en scherpzinnigheid over het lijden van de naaste buigen en dat zij zich erop toeleggen er steeds nauwkeuriger inzicht in te krijgen en het te voorkomen. Op dit gebied ook nemen hun bekwaamheid en de kennis en uitoefening van hun specialisme voortdurend toe. Als wij dit alles overzien, kunnen wij terecht zeggen dat de parabel van de barmhartige Samaritaan uit het evangelie een van de voornaamste bestanddelen van de zedelijke cultuur en de algemeen menselijke beschaving is geworden. Als ik aan al deze mensen denk, die door hun wetenschap en deskundigheid de lijdende medemens op allerlei manieren helpen, moet ik hun worden woorden van lof toezwaaien en hun mijn dankbaarheid betuigen.
Met deze woorden van dank wil ik mij ook tot allen richten die op onbaatzuchtige wijze de lijdende evenmens hun diensten aanbieden, waarbij zij zichzelf vrijwillig wegcijferen om als een "barmhartige Samaritaan" hulp te bieden en aan dit werk al hun tijd en krachten besteden, die hun naast hun beroepsarbeid nog ter beschikking staan. Deze vrijwillige activiteit kan men sociaal noemen, maar men kan ze ook als apostolaat betitelen, telkens als de mens ze op zich neemt om volkomen evangelische motieven, vooral als dit gebeurt in verband met de Kerk of of enige andere christelijke gemeenschap. De vrijwillige activiteit van de "barmhartige Samaritaan" wordt ontplooid via aangepaste organisaties of instellingen die voor dit doel gesticht zijn. Van groot belang is deze activiteit vooral, als het erom gaat grotere ondernemingen op te zetten, die samenwerking en het gebruik van technische middelen vereisen. Niet minder waardevol is ook de activiteit van iedere individuele persoon, vooral als ze ontplooid wordt door mensen die meer bereid zijn tot het lenigen van allerlei vormen van menselijk leed waaraan slechts door enkelingen en op het heel persoonlijke wijze hulp geboden kan worden. Tenslotte betekent gezinshulp zowel daden van naastenliefde die voor leden van hetzelfde gezin verricht worden als hulp van gezinnen onder elkaar.
Het is moeilijk hier een opsomming te geven van alle vormen van activiteit van de "barmhartige Samaritaan" en van de verschillende terreinen die deze activiteit zowel in de Kerk als in de maatschappij bestrijkt. Ik moet inderdaad erkennen dat het er heel veel zijn en tevens uitdrukking gegeven aan mijn vreugde dat hierdoor de fundamentele morele waarden, zoals die van lotsverbondenheid en solidariteit tussen mensen en van de christelijke naastenliefde, het beeld van het sociale leven en van de intermenselijke verhoudingen bepalen, doordat op dit gebied verzet geboden wordt tegen allerlei vormen van haat, geweld, wreedheid, minachting van de mens, of alleen maar "verwaarlozing van de naaste", d.w.z. onverschilligheid ten opzichte van zijn persoon en zijn lijden.
Heel belangrijk is op dit gebied het gebruik maken van de normen die bij de opvoeding moeten worden aangewend. Het gezin, de school, andere instellingen die tot taak hebben het karakter te vormen, moeten alleen al om puur menselijke redenen voortdurend alle krachten inspannen om de fijngevoeligheid ten opzichte van de naaste en zijn lijden bij te brengen en aan te kweken waarvan de Samaritaan uit het evangelie het symbool is geworden. Ditzelfde, en zo mogelijk nog volkomener, moet de Kerk doen, door nog grondiger op de motieven in te gaan die Christus in deze parabel en in het hele evangelie heeft vastgelegd. De duidelijke betekenis van de parabel van de barmhartige Samaritaan, zowel als van het hele evangelie, is deze: de mens moet zich geroepen voelen om als hoofdrolspeler in het lijden van de liefde te getuigen. Instellingen zijn weliswaar van groot belang en onontbeerlijk; maar geen enkele instelling kan als zodanig de plaats innemen van het menselijk hart, het menselijke gevoel, als het gaat om het lenigen van de nood van de ander. Dit geldt voor het lichamelijke lijden, maar er moet nog meer waarde aan gehecht worden, als het gaat om het morele lijden en vooral als de ziel door lijden wordt getroffen.