H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
Het Tweede Vaticaans Concilie, dat Maria voorhoudt in het mysterie van Christus, vindt op deze manier ook de weg om de kennis van het mysterie van de Kerk te verdiepen. Want Maria is als Moeder van Christus op bijzondere wijze verenigd met de Kerk, “die de Heer als zijn lichaam heeft ingesteld” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 52. De Concilietekst brengt op veelzeggende wijze deze waarheid over de Kerk als het lichaam van Christus ( volgens de leer van de brieven van Paulus) in verband met de waarheid dat de Zoon van God “door de heilige Geest uit de Maagd Maria is geboren”. De werkelijkheid van de menswording vindt als het ware een verlengstuk in het mysterie van de Kerk, lichaam van Christus. En men kan niet aan die werkelijkheid van de menswording denken zonder te verwijzen naar Maria, de Moeder van het mensgeworden Woord.
In deze overwegingen wil ik echter vooral verwijzen naar de “pelgrimstocht van het geloof” waarop “de heilige Maagd is voortgegaan” en de vereniging met Christus standvastig volgehouden heeft Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58. Zo krijgt die tweevoudige band die de Moeder van God verenigt met Christus en met de Kerk een historische betekenis. Het gaat hier niet slechts om de geschiedenis van de Moeder-maagd, om haar persoonlijke geloofsweg en het ”beste deel” dat zij heeft in het heilsmysterie, maar ook om de geschiedenis van heel het volk Gods, van allen die deelnemen aan dezelfde pelgrimstocht van het geloof.
Het Concilie drukt dit uit waar het in een andere passage vaststelt dat Maria “is voorgegaan” en ”model van de Kerk” is geworden “in de order van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63 Vgl. H. Ambrosius van Milaan, Expositio Evangelii secundum Lucam. II, 7: CSEL 32.4, 45 Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Institutione Virginis. XIV, 88-89: PL 341. Dit ”voorgaan” als beeld of model verwijst naar het diepe mysterie zelf van de Kerk, die in de vervulling van haar eigen heilszending in zich de eigenschappen van moeder en maagd verenigt, zoals Maria. Zij is een maagd die “haar trouw aan de Bruidegom gaaf en zuiver behoudt” en die ”ook zelf moeder wordt . . . want zij brengt zonen ter wereld, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven” Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 64